Vertalingen Bissen DE>NL
der Bissen
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈbɪsən] |
Verbuigingen: | Bissens , Bissen |
1) Menge an Nahrung, die man auf einmal von etw. abbeißt -
hap(je) Kann ich einen Bissen von deinem Apfel haben? - Mag ik een hapje uit je appel nemen? Nach ein paar Bissen war er schon satt. - Na een paar hapjes zat hij al vol. |
keinen Bissen anrühren (=) - het eten niet aanraken
|
keinen Bissen herunterbringen (=) - geen hap door zijn keel krijgen
|
2) kleine Mahlzeit -
hap(je) Lass uns vor der Fahrt noch einen Bissen essen. - We zullen voordat we gaan rijden nog wat eten. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Bissen | de hap (m) ; het hapje ; het happen ; de snack (m) ; het tussendoortje ; de versnapering (v) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `Bissen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: HappenDE: ZwischenmahlzeitUitdrukkingen en gezegdes
DE: das ist ein harter
Bissen
NL: dat is een hele kluif