Vertalingen beugen DE>NL
beugen
werkw.
1) einen Körperteil in eine gebogene Haltung bringen -
buigen Sie saß, den Kopf über ein Buch gebeugt, am Tisch. - Zij zat met haar hoofd gebogen over een boek aan de tafel. |
2) den Oberkörper nach vorn oder unten neigen -
buigen sich über das Geländer / aus dem Fenster beugen - zich over de leuning / uit het raam buigen |
3) deel van de uitdrukking: sich jemandem / etw. beugen (=) - buigen voor
Ich beuge mich der Gewalt. - Ik buig onder de kracht.
|
4) in die Form bringen, die zum entsprechenden Kasus, Numerus, Tempus usw. passt taalkunde -
(ver)buigen ein unregelmäßig gebeugtes Verb - een onregelmatig verbogen werkwoord |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
beugen (ww.) | aanranden (ww.) ; buigen (ww.) ; declineren (ww.) ; eer betuigen (ww.) ; krom buigen (ww.) ; krombuigen (ww.) ; krommen (ww.) ; plooien (ww.) ; verbuigen (ww.) ; verkrachten (ww.) ; vervoegen (ww.) ; welven (ww.) |
Bronnen: interglot; Trueterm; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `beugen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abwandelnDE: biegenDE: deklinierenDE: Ehre bezeugenDE: flektierenDE: hinneigenDE: knickenDE: konjugierenDE: krummbiegenDE: sich neigen