1. MWB
  2. Vertalen
  3. Auffrischen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Auffrischen > EN • Auffrischen > ES • Auffrischen > FR
Vertalingen Auffrischen DE>NL

I auffrischen

werkw.
Uitspraak:  [ˈauffrɪʃən]

1) durch Wiederholung altes Wissen wieder verfügbar machen - opfrissen
durch einen Volkshochschulkurs seine Sprachkenntnisse auffrischen - door het volgen van een cursus aan de vrije universiteit zijn talenkennis weer opfrissen

2) ausbessern, neue Farben auftragen - opknappen, herstellen
Die Farbe blättert ab und sollte aufgefrischt werden. - De verf blattert af en zou hersteld moeten worden.

3) wiederholen, wenn die Wirkung nachlässt - herhalen
Auffrischimpfung - herhaling van een inenting

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking der Wind frischt auf
uitdrukking es frischt auf


II die Auffrischung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈauffrɪʃʊŋ]
Verbuigingen:  Auffrischung , Auffrischungen

deel van de uitdrukking: opfrissing
die dringend nötige Auffrischung meiner Kenntnisse in Erster Hilfe - het dringend noodzakelijk opfrissen van mijn EHBO-kennis
Alle zehn Jahre sollte eine Auffrischung der Tetanusimpfung erfolgen. - Iedere tien jaar zou de tetanusinenting moeten worden herhaald.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
auffrischen (ww.) bijkomen (ww.) ; fleurig maken (ww.) ; frisser worden (ww.) ; op adem komen (ww.) ; opfleuren (ww.) ; opfrissen (ww.) ; verfrissen (ww.) ; verkoelen (ww.) ; verkwikken (ww.) ; verlevendigen (ww.) ; verversen (ww.)
auffrischen aanwakkeren ; in herinnering brengen ; openschraper ; opfrissen ; verversen
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Auffrischen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufkratzen
DE: aufmuntern
DE: erfrischen
DE: ermuntern
DE: erneuern
DE: erquicken
DE: frisch machen
DE: sich erholen
DE: wechseln