Vertalingen anstreben DE>NL
anstreben (ww.) | zich begeven naar (ww.) ; vervoegen (ww.) ; ten doel hebben (ww.) ; mikken op (ww.) ; mikken (ww.) ; koers zetten naar (ww.) ; ijveren (ww.) ; gericht werpen (ww.) ; bedoelen (ww.) ; ambiëren (ww.) ; aflopen (ww.) |
das Anstreben | het trachten ; streven naar (znw.) ; het streven ; het pogen ; de intentie (v) ; het doel ; het beogen ; het azen ; de aspiratie (v) ; de ambitie (v) ; het aansturen op |
anstreben | nastreven |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `anstreben`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abzielen aufDE: ambitionierenDE: anlaufenDE: annehmenDE: beabsichtigenDE: BestrebenDE: bestrebt seinDE: bezweckenDE: der Meinung seinDE: erstreben