Vertalingen angreifen DE>NL
I angreifen
werkw.
1) zu kämpfen beginnen, , eine Aktion gegen einen Feind / Gegner ausführen -
aanvallen (eine Stadt) mit Raketen angreifen - (een stad) met raketten aanvallen In der zweiten Halbzeit müssen wir mehr angreifen. - In de tweede helft zouden we meer moeten aanvallen. |
2) stark kritisieren -
bekritiseren Der Regierungschef wurde heftig angegriffen. - De regeringsleider word sterk bekritiseerd. Sie fühlt sich schnell angegriffen. - Zij voelt zich snel bekritiseerd. |
3) eine schädliche Wirkung haben -
schadelijk Diese Tabletten greifen den Magen an. - Deze tabletten zijn schadelijk voor de maag. Die Krankheit hat sie sehr angegriffen. - De ziekte heeft haar zeer aangegrepen. |
IIa der Angreifer
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈangraifɐ] |
Verbuigingen: | Angreifers , Angreifer |
IIb die Angreiferin
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈangraifərɪn] |
Verbuigingen: | Angreiferin , Angreiferinnen |
deel van de uitdrukking: aanvaller sich gegen die Angreifer zur Wehr setzen - zich tegen de aanvaller weren |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
angreifen (ww.) | aantasten (ww.) ; bestormen (ww.) ; onteren (ww.) ; ontwijden (ww.) ; overvallen (ww.) |
das Angreifen | het aanranden ; het aanvallen ; het aanvechten ; het attaqueren ; het bestrijden ; het betwisten ; een uitval doen (znw.) |
angreifen | aangrijpen ; aanpakken ; aantasten |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `angreifen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abstreitenDE: anfallenDE: anfassenDE: anfechtenDE: anfressenDE: anpackenDE: antastenDE: auf sich nehmenDE: Ausfall machenDE: belagernUitdrukkingen en gezegdes
DE: angegriffen aussehen
NL: er vermoeid uitzien