Uitspraak: | [an] |
an der Bar sitzen - aan de bar zitten jemanden am Arm packen - iemand bij zijn arm pakken Das Bild hängt an der Wand. - De foto hangt aan de muur. Lehrer am Gymnasium sein - leraar zijn op het gymnasium am Anfang / Ende - bij het begin / einde |
ein Bild an die Wand hängen - een foto ophangen (aan de muur) an die See fahren - naar zee rijden Sie will an die Oper. - Zij wil naar de opera. |
an jedem Mittwoch - op elke woensdag an Weihnachten - met Kerstmis |
Man sieht an der Farbe, ob die Beeren reif sind. - Je kunt aan de kleur zien of de bessen rijp zijn. |
an Aids erkranken - aan aids lijden an Krebs sterben - aan kanker sterven |
Interesse an jemandem / etw. haben - interessen in / iets hebben sich an jn / etw. erinnern - zich aan iemand / iets herinneren reich an Vitaminen - rijk aan vitaminen |
![]() (=eigentlich) - op zich, strikt genomen An und für sich ist das richtig, aber ... - Eigenlijk heeft hij gelijk, maar ... |
Uitspraak: | [an] |
Das Radio ist noch an. - De radio staat nog aan. |
München ab 15:57, Nürnberg an 16:57. - München vertrekt om 15:57 uur, Nürnberg komt om 16:57 aan. |
![]() (=nennt den Ort, Zeitpunkt o. Ä. des Anfangs) - van ... naar, de plaats, tijdstip etc. van begin von hier / jetzt an - van hier / vanaf nu |
![]() (=ungefähr) - ongeveer Es waren an die 200 Leute da. - Er waren ongeveer 200 personen aanwezig. |