Vertaal
Naar andere talen: • abholen > ENabholen > ESabholen > FR
Vertalingen abholen DE>NL

abholen

werkw.
Uitspraak:  aphoːlən]

1) irgendwohin kommen, um sich etw. geben zu lassen - afhalen
Die reservierten Karten sollten Sie spätestens eine Stunde vor Beginn der Vorstellung abholen. - Gereserveerde kaarten kunt u ten laatste tot een uur voor het begin van de voorstelling afhalen.

2) irgendwohin kommen, um jemanden dort zu treffen und danach mitzunehmen - ophalen
Holst du mich am Flughafen ab? - Kom je mij op het vliegveld ophalen?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abholen (ww.) afhalen en meenemen (ww.) ; een snuif nemen (ww.) ; iets ophalen (ww.) ; insnuiven (ww.) ; ophalen (ww.) ; oppikken (ww.) ; opsnuiven (ww.) ; snuiven (ww.)
das Abholenhet halen
abholen afhalen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `abholen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: auffischen
DE: aufholen
DE: aufpicken
DE: aufziehen
DE: durch die Nase einziehen
DE: einatmen
DE: einsammeln
DE: einschnauben
DE: einschnupfen
DE: einziehen