Sevenums

Sevenums bevat 50 gezegden, 7064 woorden en 0 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in


7064 woorden (p.2/2)

S

stoken (stook jij ) stokse
stoken (stookt u ) stokt geey
stoken (stookte ik ) stokde ik
stoken (stookte jij ) stokdese
stoken (stookte u ) stokde geey
stoken (u stookt ) geey stokt
stoken (u stookte ) geey stokde
stomenstoêmen
stomen (gestoomd ) gestômd
stomen (ik stoom ) ik stoêm
stomen (ik stoomde ) ik stômde
stomen (jij stoomde ) dich stômsde
stomen (jij stoomt ) dich stôms
stomen (stoom ik ) stoêm ik
stomen (stoom jij ) stômse
stomen (stoomde ik ) stômde ik
stomen (stoomde jij ) stômdese
stomen (stoomde u ) stômde geey
stomen (stoomt u ) stômt geey
stomen (u stoomde ) geey stômde
stomen (u stoomt ) geey stômt
stondstong
stoppen (gestopt ) oêtgescheyd
stoppen (ik stop ) ik schei oêt
stoppen (ik stopte ) ik scheide oêt
stoppen (jij stopt ) dich scheis oêt
stoppen (jij stopte ) disch scheisde oêt
stoppen (ophouden ) oêtscheyen
stoppen (stop ik ) schei ik oêt
stoppen (stop je ) scheise oêt
stoppen (stopt u ) scheit geey oêt
stoppen (stopte ik ) scheide ik oêt
stoppen (stopte jij ) scheidese oêt
stoppen (stopte u ) scheide geey oêt
stoppen (u stopt ) geey scheit oêt
stoppen (u stopte ) geey scheyde oêt
storensturen
storen (gestoord ) gestuurd
storen (ik stoor ) ik stuur
storen (ik stoorde ) ik stuurde
storen (jij stoorde ) dicst stuursde
storen (jij stoort ) dicst stuurs
storen (stoor ik ) stuur ik
storen (stoor jij ) stuurse
storen (stoorde ik ) stuurde ik
storen (stoorde jij ) stuurdese
storen (stoorde u ) stuurde geey
storen (stoort u ) stuurt geey
storen (u stoorde ) geey stuurde
storen (u stoort ) geey stuurt
stotenstoêten
stoten (gestoten ) gestoêten
stoten (ik stiet ) ik steet
stoten (ik stoot ) ik stoêt
stoten (jij stiet ) dich steets
stoten (jij stoot ) dich stuts
stoten (stiet ik ) steet ik
stoten (stiet jij ) steetse
stoten (stiet u ) steet gey
stoten (stoot ik ) stoêt ik
stoten (stoot jij ) stutse
stoten (stoot u ) stôt geey
stoten (u stiet ) geey steet
stoten (u stoot ) geey stôt
stotterenstramelen
stotteren (gestotterd ) gestrameld
stotteren (ik stotter ) ik stramel
stotteren (ik stotterde ) ik stramelde
stotteren (jij stotterde ) dich stramelsde
stotteren (jij stottert ) dich stramels
stotteren (stotter ik ) stramel ik
stotteren (stotter je ) stramelse
stotteren (stotterde ik ) stramelde ik
stotteren (stotterde je ) strameldese
stotteren (stotterde u ) stramelde geey
stotteren (stottert u ) stramelt geey
stotteren (u stotterde ) geey stramelde
stotteren (u stottert ) geey stramelt
straaljagerstroaljaeger
straatstroat
straatjeströtje
straatlantaarnstroatlamp
straksstrakkes
stralenstraolen
stralen (gestraald ) gestraold
stralen (ik straal ) ik straol
stralen (ik straalde ) ik straolde
stralen (jij straalde ) dich straolsde
stralen (jij straalt ) dicht straols
stralen (straal ik ) straol ik
stralen (straal jij ) straolse
stralen (straalde ik ) straolde ik
stralen (straalde jij ) straoldese
stralen (straalde u ) straolde geey
stralen (straalt u ) straolt geey
stralen (u straalde ) geey straolde
stralen (u straalt ) geey straolt
stratenmakerstroatemaker
streepjestriepke
strekelwetstein
streken uithalenspuchte oethale
strekken (gestrekt ) gestrekt
strekken (ik strek ) ik strek
strekken (ik strekte ) ik strekde
strekken (jij strekt ) dich stréks
strekken (jij strekte ) dich streksde
strekken (strek ik ) strek ik
strekken (strek jij ) strekse
strekken (strekt u ) strekt geey
strekken (strekte ik ) strekde ik
strekken (trekte jij ) strekdese
strekken (trekte u ) strekde geey
strekken (u strekt ) geey strekt
strekken (u strekte ) geey strekde
strengenstraenen
strijdenstrieyen
strijden (gestreden) gestraeyen
strijden (ik streed ) ik straey
strijden (ik strijd ) ik striêy
strijden (jij streed ) dich straeys
strijden (jij strijdt ) dich striêys
strijden (streed ik ) straey ik
strijden (streed jij ) straeyse
strijden (streed u ) straeyt geey
strijden (strijd ik ) striêy ik
strijden (strijd jij ) striêyse
strijden (strijdt u ) striêyt geey
strijden (u streed ) geey straeyt
strijden (u strijdt ) geey striêyt
strijkenstriêken
strijken (gestreken ) gestraeken
strijken (ik streek ) ik straek
strijken (ik strijk ) ik striêk
strijken (jij streek ) dich straeks
strijken (jij strijkt ) dich strieks
strijken (streek jij ) straekse
strijken (streek u ) straekt geey
strijken (strijk ik ) striêk ik
strijken (strijk je ) striekse
strijken (strijkt u ) striekt geey
strijken (u streek ) geey straekt
strijken (u strijkt ) geey striekt
strostroeë
stro in varkensstallen doenverkes strouwen
stromenstroêmen
stromen (gestroomd ) gestrômd
stromen (ik stroom ) ik stroêm
stromen (ik stroomde ) ik strômde
stromen (jij stroomde ) dich strômsde
stromen (jij stroomt ) dich strôms
stromen (stroom ik ) stroêm ik
stromen (stroom jij ) strômse
stromen (stroomde ik ) strômde ik
stromen (stroomde jij ) strômdese
stromen (stroomde u ) strômde geey
stromen (stroomt u ) strômt geey
stromen (u stroomde ) geey strômde
stromen (u stroomt ) geey strômt
strooienstrouwen
strooien (gestrooid ) gestrouwd
strooien (ik strooi ) ik strouw
strooien (ik strooide ) ik strouwde
strooien (jij strooide ) dich strouwsde
strooien (jij strooit ) dich strouws
strooien (strooi ik ) strouw ik
strooien (strooi jij ) strouwse
strooien (strooide ik ) strouwde ik
strooien (strooide jij ) strouwdese
strooien (strooide u ) strouwde geey
strooien (strooit u ) strouwt geey
strooien (u strooide ) geey strouwde
strooien (u strooit ) geey strouwt
stroopkroêt
stroopperskroêtpars
strooppotkroêtpot
stropstrup
stropdasslieps
stropenstruûpen
stropen (gestroopt ) gestrupt
stropen (ik stroop ) ik struûp
stropen (ik stroopte) ik strupde
stropen (jij stroopt ) dich strups
stropen (jij stroopte) dich strupsde
stropen (stroop ik ) struûp ik
stropen (stroop jij ) strupse
stropen (stroopt u ) strupt geey
stropen (stroopte ik ) strupde ik
stropen (stroopte jij ) strupdese
stropen (stroopte u ) strupde geey
stropen (u stroopt ) geey strupt
stropen (u stroopte ) geey strupde
strozakstroêzak
stucadoorplefonger
studerendoôrliêren
stuivenstuûven
stuivenstuven
stuiven (gestoven ) gestoaven
stuiven (gestoven ) gestôven
stuiven (ik stoof ) ik stoaf
stuiven (ik stoof ) ik stoôf
stuiven (ik stuif ) ik stuûf
stuiven (jij stoof ) dich stoafs
stuiven (jij stoof ) dich stoôfs
stuiven (jij stuift ) dich stuufs
stuiven (stoof ik ) stoof ik
stuiven (stoof jij ) stoafs dich
stuiven (stoof jij ) stoofse
stuiven (stoof u ) stoaft geey
stuiven (stoof u ) stoôft geey
stuiven (stuif ik ) stuûf ik
stuiven (stuif jij ) stuufse
stuiven (stuift u ) stuuft geey
stuiven (u stoof ) geey stoaft
stuiven (u stuift ) geey stuuft
stuk brandhoutklots
sturen (gestuurd ) gesteurd
sturen (ik stuur ) ik steur
sturen (ik stuurde ) ik steurde
sturen (jij stuurde ) dich steursde
sturen (jij stuurt ) dich steurs
sturen (stuur ik ) steur ik
sturen (stuur jij ) steurse
sturen (stuurde jij ) steurdese
sturen (stuurde u ) steurde geey
sturen (stuurt u ) steurt geey
sturen (u stuurde ) geey steurde
sturen (u stuurt ) geey steurt
sturen (werkwoord ) steuren
suffen (gesuft ) geseûft
suffen (ik suf ) ik suf
suffen (ik sufte ) ik seûfde
suffen (jij suft ) dich seûfs
suffen (jij sufte ) dich seûfsde
suffen (suf ik ) suf ik
suffen (suf jij ) seûfse
suffen (suft u ) seûft geey
suffen (sufte ik ) seûfde ik
suffen (sufte jij ) seûfdese
suffen (sufte u ) seûfde geey
suffen (u suft ) geey seûft
suffen (u sufte ) geey seûfde
suikersokker
suikerbietensokkerkroêten
suikerklontjesokkerkluntje
sussen (gesust ) geseûst
sussen (ik sus ) ik sus
sussen (ik suste ) ik seûsde
sussen (jij sust ) dich seûs )
sussen (jij suste) dich seûsde
sussen (sus ik ) sus ik
sussen (sus jij ) seûsse
sussen (sust u ) seûst geey
sussen (suste ik ) seûsde ik
sussen (suste jij) seûsdese
sussen (suste u ) seûsde geey
sussen (u sust ) geey seûst
sussen (u suste) geey seûsde
SwalmenSwâlme
SwolgenSwolge

T

tabakspijptebakspiêp
tachtigtachetig
tafeltaffel
tafelkleedtaffelkliêd
tafelladetaffeltrek
tafellakentaffellaken
tafelpoottaffelpoêt
tafelpotentaffelpuût
takkenbosschâns
takkenbossenschansen
tandtank
tandentangd
tappen (getapt ) getapt
tappen (ik tap ) ik tap
tappen (ik tapte ) ik tapde
tappen (jij tapt ) dich taps
tappen (jij tapte) dich tapsde
tappen (tap ik ) tap ik
tappen (tap jij ) tapse
tappen (tapt u ) tapt geey
tappen (tapte ik ) tapde ik
tappen (tapte jij ) tapsde dich
tappen (tapte u ) tapde geey
tappen (u tapt) geey tapt
tappen (u tapte ) geey tapde
tarwewêit
tasfliês
teentiên
TegelenTegele
tegenstrijdig, in strijd metstriejig
tekeer gaan met pratendommenere
tekenenteikenen
tekenen (getekend ) geteikend
tekenen (ik teken ) ik teiken
tekenen (ik tekende ) ik teiekende
tekenen (jij tekende ) dich teikensde
tekenen (jij tekent ) dich teikens
tekenen (teken ik ) teiken ik
tekenen (teken jij ) teikense
tekenen (tekende ik ) teikende ik
tekenen (tekende jij ) teikendese
tekenen (tekende u ) teikende geey
tekenen (tekent u ) teikent geey
tekenen (u tekende ) geey teikende
tekenen (u tekent ) geey teikent
telefonerenopbellen
telefoneren (getelefoneerd ) opgebeld
telefoneren (ik telefoneer ) ik bel op
telefoneren (ik telefoneerde ) ik belde op
telefoneren (jij telefoneerde ) dich belsde op
telefoneren (jij telefoneert ) dich bels op
telefoneren (telefoneer ik ) bel ik op
telefoneren (telefoneer jij ) belse op
telefoneren (telefoneerde ik ) belde ik op
telefoneren (telefoneerde jij ) beldese op
telefoneren (telefoneerde u ) belt geey op
telefoneren (telefoneert u ) belt bgeey op
telefoneren (u telefoneerde ) geey belde op
telefoneren (u telefoneert ) geey belt op
telefoontillefoon
telen (geteeld ) geteeld
telen (ik teel ) ik teel
telen (ik teelde ) ik teelde
telen (jij teelde ) dich teelsde
telen (jij teelt ) dich teels
telen (teel ik ) teel ik
telen (teel jij ) teelse
telen (teelde ik ) teelde ik
telen (teelde jij ) teeldese
telen (teelde u ) teelde geey
telen (teelt u ) teelt geey
telen (u teelde ) geey teelde
telen (u teelt ) geey teelt
televisietillevizie
tellen (geteld ) getéld
tellen (ik tel ) ik tél
tellen (ik telde ) ik télde
tellen (jij telde ) dich télsde
tellen (jij telt ) dich téls
tellen (tel ik ) tél ik
tellen (tel jij ) telse
tellen (telde ik ) télde ik
tellen (telde jij ) téldese
tellen (telde u ) télde geey
tellen (telt u ) télt geey
tellen (u telde ) geey télde
tellen (u telt ) geey télt
tenentiên
tepels aan een uierdaemen
tevergeefsvergefs
theethiê
tienteen
TienrayTindere
tikken (getikt ) getikt
tikken (ik tik ) ik tik
tikken (ik tikte ) ik tikde
tikken (jij tikt ) dich tiks
tikken (jij tikte ) dich tiksde
tikken (tik ik ) tik ik
tikken (tik jij ) tikse
tikken (tikt u ) tikt geey
tikken (tikte ik ) tikde ik
tikken (tikte jij ) tikdese
tikken (tikte u ) tikde geey
tikken (u tikt ) geey tikt
tikken (u tikte ) geey tikde
tikkertje spelentaekenoaloêpe
tillenhuffen
tillen (getild ) gehûft
tillen (ik til ) ik huf
tillen (ik tilde ) ik hûfde
tillen (jij tilde ) dich hûfsde
tillen (jij tilt ) dich hûfs
tillen (til jij ) hûfse
tillen (tilde jij ) hûfsdese
tillen (tilde u ) hûfde geey
tillen (tilt u ) hûft geey
tillen (u tilde ) geey hûfde
tillen (u tilt ) geey hûft
timmerentummeren
timmeren (getimmerd ) getummerd
timmeren (ik timmer ) ik tummer
timmeren (ik timmerde) ik tummerde
timmeren (jij timmerde ) dich tummersde
timmeren (jij timmert) dich tummers
timmeren (timmer ik ) tummerde ik
timmeren (timmer jij) tummersde dich
timmeren (timmerde ik ) tummerde ik
timmeren (timmerde jij) tummersde dich
timmeren (timmerde u ) tummerde geey
timmeren (timmert u ) tummerde geey
timmeren (u timmerde) tummerde
timmeren (u timmert ) geey tummert
timmermantummerman
tippen (getipt ) getipt
tippen (ik tip ) ik tip
tippen (ik tipte) ik tipde
tippen (jij tipt ) dich tips
tippen (jij tipte ) dich tipsde
tippen (tip ik ) tip ik
tippen (tip jij ) tipse
tippen (tipt u ) tipt geey
tippen (tipte ik ) tipde ik
tippen (tipte jij ) tipdese
tippen (tipte u ) tipde geey
tippen (u tipt ) geey tipt
tippen (u tipte) geey tipde
toneel spelenveûrspeûlen
toontoên
tot datwiesdet
tot zienshoije
touwtje springentouwke springen
trappentreje
trekharmonicatyrekbuûl
trekken (getrokken ) getrokken
trekken (ik trek ) ik trék
trekken (ik trok ) ik trok
trekken (jij trekt ) dich tréks
trekken (jij trok ) dich troks
trekken (trek ik ) trék ik
trekken (trek jij ) trékse
trekken (trekt u ) trékt geey
trekken (trok ik ) trok ik
trekken (trok jij ) trokse
trekken (trok u ) trokt geey
trekken (u trekt ) geey trékt
trekken (u trok ) geey trokt
trillen (getrild ) getrild
trillen (ik tril ) ik tril
trillen (ik trilde) ik trilde
trillen (jij trilde ) dich trilsde
trillen (jij trilt ) dich trils
trillen (trilde jij ) trildese
trillen (trilde u ) trilde geey
trillen (u trilde ) geey trilde
trillen (u trilt ) geey trilt
trimmen (ik trim ) ik trim
trimmen (ik trimde ) ik trimde
trimmen (jij trimde ) dich trimsde
trimmen (jij trimt ) dich trims
trimmen (trim ik ) trim ik
trimmen (trim jij ) trimse
trimmen (trimde ik ) trimde ik
trimmen (trimde jij ) trimdese
trimmen (trimde u ) trimt geey
trimmen (trimt u ) trimt geey
trimmen (u trimde ) geey trimde
trimmen (u trimt ) geey trimt
troffeltroefel
trotsgruts
trouwen ( trouwde u ) trouwde geey
trouwen (getrouwd ) getrouwd
trouwen (ik trouw ) ik trouw
trouwen (ik trouwde ) ik trouwde
trouwen (jij trouwde ) dich trouwsde
trouwen (jij trouwt ) dich trouws
trouwen (trouw ik ) trouw ik
trouwen (trouw jij ) trouwse
trouwen (trouwde ik ) trouwde ik
trouwen (trouwde jij ) trouwdese
trouwen (trouwde u ) trouwde geey
trouwen (trouwt u ) trouwt geey
trouwen (u trouwde ) geey trouwde
trouwen (u trouwt ) geey trouwt
tuinhoôf
tuinbonenwillewoepen
turentuûren
turen (getuurd ) getuurd
turen (ik tuur ) ik tuur
turen (ik tuurde ) ik tuurde
turen (jij tuurde ) dich tuursde
turen (jij tuurt ) dich tuurs
turen (tuur ik ) tuur ik
turen (tuur jij ) tuurse
turen (tuurde jij ) tuurdese
turen (tuurde u ) tuurde geey
turen (tuurt u ) tuurt geey
turen (u tuurde ) geey tuurde
turen (u tuurt ) geey tuurt
twaalftwelf
tweetwiê
tweeëndertigtwiê en dartig
tweeënenzestigtwiê en zestig
tweeënnegentigtwiê en naegentig
tweeëntachtigtwiê en tachetig
tweeëntwintigtwiê en twintig
tweeënveerigtwiê en virtig
tweeënvijftigtwiê en vieftig
tweeënzeventigtwiê en zaeventig
tweelingtwilling
twijfelentwiefelen
twijfelen (getwijfeld ) getwiefeld
twijfelen (ik twijfel ) ik twiefel
twijfelen (ik twijfelde ) ik twiefelde
twijfelen (jij twijfelde ) dich twiefelsde
twijfelen (jij twijfelt ) dich twiefels
twijfelen (twijfel jij ) twiefelse
twijfelen (twijfelde jij ) twiefeldese
twijfelen (twijfelt u ) twiefelt geey
twijfelen (u twijfelde ) geey twiefelde
twijfelen (u twijfelt ) geey twiefelt

U

Ugeey
uienloêk
uieruûr
uiloel
uitoêt
uit de wind, in de luwteaoverwindig
uit elkaaroetriên
uitglijdenglitsen
uitglijden (gleed ik uit ) glitsde ik
uitglijden (gleed jij uit ) glitsdese
uitglijden (gleed u uit ) glitsde geey
uitglijden (glijd ik uit ) glits ik
uitglijden (glijd jij uit) glitse
uitglijden (glijdt u uit ) glidst geey
uitglijden (ik gleed uit) ik glidsde
uitglijden (ik glijd uit ) ik glits
uitglijden (jij gleed uit ) dich glidsde
uitglijden (jij glijdt uit ) dich dlitst
uitglijden (u gleed uit ) geey glidsde
uitglijden (u glijdt uit ) geey glidst
uitglijden (uit gegleden ) geglitst
uitkijkenoêtkieken
uitrustenoêtrösten
uitscheldenoêtschelden
uitschelden (ik scheld uit ) ik scheld oêt
uitschelden (ik schold uit ) ik schold oêt
uitschelden (jij scheldt uit ) dich schulds oêt
uitschelden (jij schold uit ) dich scholds oêt
uitschelden (scheld jij uit ) schuldse oêt
uitschelden (scheldt u uit ) scheldt geey oêt
uitschelden (schold ik uit ) schold ik oêt
uitschelden (schold jij uit ) scholdse oêt
uitschelden (schold u uit ) schold geey oêt
uitschelden (u scheldt uit ) geey scheldt oêt
uitschelden (u schold uit ) geey schold oêt
uitschelden (uitgescholden) oêtgescholden
uitsmijteroêtsmieter
uuroôr
uwow

V

vaakduk
vaarsmoal
vaatschottele
vaat doenopwasse
vaatdoekschottelslet
vaatjevétje
vallen (gevallen ) gevallen
vallen (ik val ) ik val
vallen (ik viel ) ik veel
vallen (jij valt ) dich vels
vallen (jij viel ) dich veels
vallen (u valt ) geey valt
vallen (u viel ) geey veelt
vallen (val ik ) val ik
vallen (val jij ) velse
vallen (valt u ) valt geey
vallen (viel ik ) veel ik
vallen (viel jij ) veelse
vallen (viel u ) veelt geey
valt tot goud dan ben je het oprapen waardval tot goud dan bisse het opraepe weerd
van mijvan mich
van uvan uch
van Ulftstraatvan Ulftstroat
vangen (gevangen ) gevangen
vangen (ik vang ) ik vang
vangen (ik ving ) ik vong
vangen (jij vangt ) dich vengs
vangen (jij ving ) dich vongs
vangen (u vangt ) geey vangt
vangen (u ving ) geey vongt
vangen (vang ik ) vang ik
vangen (vang jij ) vengse
vangen (vangt u ) vangt geey
vangen (ving ik ) vong ik
vangen (ving je ) vongse
vangen (ving u ) vongt geey
varkenverken
varkenskopverkuskop
vastendagvesteldaag
vatvaât
vechten (gevochten ) gevôchten
vechten (ik vecht ) ik vêch
vechten (ik vocht ) ik vôch
vechten (jij vecht ) dich veûchs
vechten (jij vocht ) dich vôchs
vechten (u vecht ) geey vêcht
vechten (u vocht ) geey vôcht
vechten (vecht ik ) vêch ik
vechten (vecht jij ) veûchse
vechten (vecht u ) vêcht geey
vechten (vocht ik ) vôcht ik
vechten (vocht jij ) vôchse
vechten (vocht u ) vôcht geey
veevië
veertienvirteen
veertigfirtig
veevoerviêvoôr
vegen (geveegd ) gekaerd
vegen (ik veeg ) ik kaer
vegen (ik veegde ) ik kaerde
vegen (jij veegde ) dich kaersde
vegen (jij veegt ) dich kaers
vegen (met bezem ) kaeren
vegen (u veegt ) geey kaert
vegen (veeg jij ) kaerse
vegen (veegde jij ) kaersdese
vegen (veegde u ) kaerde geey
vegen (veegt u ) kaert geey
vegerhankvaeger
VeldenVelde
veldwachterde rijks
VenloVenle
verwiêt
ver wegwièdeweg
verbandverbank
verbeeldenverbilden
verbeelden (ik verbeeld ) ik verbilt
verbeelden (ik verbeeldde ) ik verbilde
verbeelden (jij verbeeldde) dich verbilsde
verbeelden (jij verbeeldt ) dich verbils
verbeelden (u verbeeldde ) geey verbilde
verbeelden (u verbeeldt ) geey verbilt
verbeelden (verbeeld ) verbildt
verbeelden (verbeeld ik ) verbilt ik
verbeelden (verbeeld jij ) verbilse
verbeelden (verbeeldde ik ) verbilde ik
verbeelden (verbeeldde jij ) verbildese
verbeelden (verbeelde u ) verbilt geey
verbergen (ik verberg ) ik verberg
verbergen (ik verborg ) ik verborg
verbergen (jij verbergt ) dich verburgs
verbergen (jij verborg ) dich verborgs
verbergen (u verbergt ) geey verbergt
verbergen (u verborg ) geey verborgt
verbergen (verberg ik ) verberg ik
verbergen (verberg jij ) verburgse
verbergen (verbergt u ) verbergt geey
verbergen (verborg ik ) verborg ik
verbergen (verborg jij ) verborgse
verbergen (verborg u ) verborgt geey
verbergen (verborgen ) verborgen
verbiedenverbeeyen
verbieden (ik verbied ) ik verbiêy
verbieden (ik verbood ) ik verboay
verbieden (jij verbiedt ) dich verbiêys
verbieden (jij verbood ) dich verboays
verbieden (u verbiedt ) geey verbieyt
verbieden (u verbood ) geey verboayt
verbieden (verbied ik ) verbiêy ik
verbieden (verbied jij ) verbiêyse
verbieden (verbiedt u ) verbiêyt gey
verbieden (verboden ) verboayen
verbieden (verbood ik ) verboayse
verbieden (verbood u ) verboayt geey
verbreden (ik verbreed ) ik verbriêy
verbreden (jij verbreedde ) dich verbridsde
verbreden (jij verbreedt ) dich verbrids
verbreden (u verbreedt ) geey verbridt
verbreden (verbreed ) verbrid
verbreden (verbreed ik ) verbriey ik
verbreden (verbreed jij ) verbridse
verbreden (verbreedt u ) verbrid geey
verdelenverdeilen
verdelen (ik verdeel ) ik verdeil
verdelen (ik verdeelde ) ik verdeilde
verdelen (jij verdeelde ) dich verdeilsde
verdelen (jij verdeelt ) dich verdeils
verdelen (u verdeelde ) geey verdeilde
verdelen (u verdeelt ) geey verdeilt
verdelen (verdeel ik ) verdeilt geey
verdelen (verdeel jij ) verdeilse
verdelen (verdeeld ) geverdeild
verdelen (verdeelde jij ) verdeildese
verdelen (verdeelde u ) verdeilde geey
verdelen (verdeelt u ) verdeilt geey
verdenken (ik verdacht ) ik verdâch
verdenken (ik verdenk ) ik verdénk
verdenken (jij verdacht ) dich verdâchs
verdenken (jij verdenkt ) verdich verdénks
verdenken (u verdacht ) geey verdâcht
verdenken (u verdenkt ) geey verdénkt
verdenken (verdacht ) verdâch
verdenken (verdacht ik ) verdäch ik
verdenken (verdacht jij ) verdâchse
verdenken (verdacht u ) verdâch geey
verdenken (verdenk ik ) verdénk ik
verdenken (verdenk jij ) verdénkse
verdenken (verdenkt u ) verdénkt geey
verdrogenverdruûgen
verdrogen (ik verdroog ) ik verdruûg
verdrogen (ik verdroogde ) ik verdrugde
verdrogen (jij verdroogde ) dich verdrugsde
verdrogen (jij verdroogt ) dich verdrugs
verdrogen (u verdroogde ) geey verdrugde
verdrogen (u verdroogt ) geey verdrugt
verdrogen (verdroog ik ) verdruûg ik
verdrogen (verdroog jij ) verdrugse
verdrogen (verdroogd ) verdrugd
verdrogen (verdroogde jij ) verdrugdese
verdrogen (verdroogde u ) verdrugt geey
verdrogen (verdroogt u ) verdrugde geey
verdurenlieyen
verduren (ik verduur ) ik liêy
verduren (ik verduurde ) ik laey
verduren (jij verduurde ) dich laeys
verduren (jij verduurt ) dich liêys
verduren (u verduurde ) geey laeyt
verduren (u verduurt ) geey lieyt
verduren (verduur ik ) liêy ik
verduren (verduur jij ) lieyse
verduren (verduurd ) gelaeyen
verduren (verduurde ik ) laey ik
verduren (verduurde jij ) leayse
verduren (verduurde u ) leayt geey
verduren (verduurt u ) liêyt geey
verdutselenverdutselen
verenvaere
vererenveriêren
vereren (ik vereer ) ik veriêr
vereren (ik vereerde ) ik veriêrde
vereren (jij vereerde ) dich veriêrsde
vereren (jij vereert ) dich veriêrs
vereren (u vereerde ) geey veriêrde
vereren (u vereert ) geey veriêrt
vereren (vereer ik ) veriêr ik
vereren (vereer jij ) veriêrse
vereren (vereerd ) veriêrd
vereren (vereerde ik ) veriêrde ik
vereren (vereerde jij ) veriêrdese
vereren (vereerde u ) veriêrde geey
vereren (vereert u ) veriêrt geey
vergaanvergoan
vergaan (ik verga ) ik vergoan
vergaan (ik verging ) ik verging
vergaan (jij vergaat ) dich vergis
vergaan (verga jij ) vergisse
vergaan (vergaan ) vergoan
vergaan (vergaat u ) vergât geey
vergaan (verging ik ) verging ik
vergaan (verging jij ) vergingse
vergaan (verging u ) vergingt geey
vergetenvergaeten
vergeten (ik vergat ) ik vergaat
vergeten (ik vergeet ) ik vergaet
vergeten (jij vergat ) dich vergats
vergeten (Jij vergeet ) dich vergits
vergeten (u vergat ) geey vergat
vergeten (U vergeet ) geey verget
vergeten (vergat ik ) vergaat ik
vergeten (vergat jij ) vergatse
vergeten (vergat u ) vergat geey
vergeten (vergeet ik ) vergaet ik
vergeten (vergeet jij ) vergitse
vergeten (vergeet u ) verget geey
vergevenvergaeven
vergeven (ik vergaf ) ik vergaaf
vergeven (ik vergeef ) ik vergaef
vergeven (jij vergaf ) dich vergafs
vergeven (jij vergeeft ) dich vergufs
vergeven (u vergaf ) geey vergaaft
vergeven (u vergeeft ) geey vergeft
vergeven (vergaf ik ) vergaaf ik
vergeven (vergaf jij ) vergafse
vergeven (vergaf u ) vergaaft geey
vergeven (vergeef ik ) vergaef ik
vergeven (vergeef jij ) vergufse
vergeven (vergeeft u ) vergeft geey
vergietdoorslaag
vergissen (ik vergis ) ik vergis
vergissen (ik vergiste ) ik vergeesde
vergissen (jij vergist ) dich vergeês
vergissen (jij vergiste ) dich vergeesde
vergissen (u vergist ) geey vergeêst
vergissen (u vergiste ) geey vergeesde
vergissen (vergis ik ) vergis ik
vergissen (vergis jij ) vergisse
vergissen (vergist ) vergeêst
vergissen (vergist u ) vergeêst geey
vergissen (vergiste ik ) vergeesde ik
vergissen (vergiste jij ) vergeesdese
verhangen (ik verhang ) ik verhang
verhangen (ik verhing ) ik verhong
verhangen (jij verhangt ) dich verhéngs
verhangen (jij verhing ) dich verhongs
verhangen (u verhangt ) geey verhangt
verhangen (u verhing ) geey verhong
verhangen (verhang ik ) verhang ik
verhangen (verhang jij ) verhéngse
verhangen (verhangt u ) verhank geey
verhangen (verhing ik ) verhong ik
verhangen (verhing jij ) verhongse
verhangen (verhing u ) verhonk geey
verharde weggrindwaeg
verhogenverhuûgen
verhogen (ik verhoog ) ik verhuûg
verhogen (ik verhoogde ) ik verhugde
verhogen (jij verhoogde ) dich verhugsde
verhogen (jij verhoogt ) dich verhugs
verhogen (u verhoogde ) geey verhugde
verhogen (u verhoogt ) geey verhugt
verhogen (verhoog ik ) verhuûg ik
verhogen (verhoog jij ) verhugse
verhogen (verhoogd ) verhugd
verhogen (verhoogde ik ) verhugde ik
verhogen (verhoogde jij ) verhugdese
verhogen (verhoogde u ) verhugde geey
verhorenverhuûren
verhoren (ik verhoor ) ik verhuûr
verhoren (ik verhoorde ) ik verhuûrde
verhoren (jij verhoorde ) dich verhuûrsde
verhoren (jij verhoort ) dich verhuûrs
verhoren (u verhoorde ) geey verhuûrde
verhoren (u verhoort ) geey verhuûrt
verhoren (verhoor ik ) verhuûr ik
verhoren (verhoor jij ) verhuûrse
verhoren (verhoord ) verhuûrd
verhoren (verhoorde ik ) verhuûrde ik
verhoren (verhoorde jij ) verhuûrdese
verhoren (verhoorde u ) verhuûrde geey
verhoren (verhoort u ) verhuûrt geey
verhurenverheuren
verhuren (ik verhuur ) ik verheur
verhuren (ik verhuurde ) ik verheurde
verhuren (jij verhuurde ) dich verheursde
verhuren (jij verhuurt ) dich verheurs
verhuren (u verhuurde ) geey verheurde
verhuren (u verhuurt ) geey verheurt
verhuren (verhuur ik ) verheur ik
verhuren (verhuur jij ) verheurse
verhuren (verhuurd ) verheurd
verhuren (verhuurde jij ) verheurdese
verhuren (verhuurde u ) verheurde geey
verhuren (verhuurt u ) verheurt geey
verkeerd omkrangsum
verkennen (ik verken ) ik verken
verkennen (jij verkende ) dich verkensde
verkennen (jij verkent ) dich verkens
verkennen (u verkende ) geey verkende
verkennen (u verkent ) geey verkent
verkennen (verken ik ) verken ik
verkennen (verken jij ) verkense
verkennen (verkend ) verkend
verkennen (verkende ik ) verkende ik
verkennen (verkende jij ) verkendese
verkennen (verkende u ) verkende geey
verkennen (verkent u ) verkent geey
verkopenverkoêpen
verkopen (ik verkocht ) ik verkôch
verkopen (ik verkoop ) ik verkoêp
verkopen (jij verkocht ) dich verkôchs
verkopen (jij verkoopt ) dich verkups
verkopen (u verkocht ) geey verkôcht
verkopen (u verkoopt ) geey verkôpt
verkopen (verkocht ) verkôch
verkopen (verkocht ik ) verkôch ik
verkopen (verkocht jij ) verkôchse
verkopen (verkocht u ) verkôcht geey
verkopen (verkoop ik ) verkoêp ik
verkopen (verkoop jij ) verkupse
verkopen (verkoopt u) verkopt geey
verkoudenverkeld
verlagenverliêgen
verlagen (ik verlaag ) ik verliêg
verlagen (ik verlaagde ) ik verliêgde
verlagen (jij verlaagde ) dich verliêgsde
verlagen (jij verlaagt ) dich verliêgs
verlagen (u verlaagde ) geey verliêgde
verlagen (u verlaagt ) geey verligt
verlagen (verlaag ik ) verliêg ik
verlagen (verlaag jij ) verliêgse
verlagen (verlaagd ) verligd
verlagen (verlaagde jij ) verliêgdese
verlagen (verlaagde u ) verliêgde geey
verlagen (verlaagt u ) verliêgt geey
verlangen (ik verlang ) ik verlang
verlangen (ik verlangde ) ik verlangde
verlangen (jij verlangde ) dich verlangsde
verlangen (jij verlangt ) dich verlangs
verlangen (u verlangde ) geey verlangde
verlangen (u verlangt ) geey verlangt
verlangen (verlang ik ) verlang ik
verlangen (verlang jij ) verlangse
verlangen (verlangde ik ) verlangde ik
verlangen (verlangde jij ) verlangdese
verlangen (verlangde u ) verlangde geey
verlangen (verlangt u ) verlangt geey
verleggen (ik verleg ) ik verleg
verleggen (ik verlegde ) ik verlâg
verleggen (jij verlegde ) dich verlâgs
verleggen (jij verlegt ) dich verlegs
verleggen (u verlegde ) geey verlâgt
verleggen (u verlegt ) geey verlegt
verleggen (verlegd ) verlâg
verleggen (verlegde ik ) verlâg ik
verleggen (verlegde jij ) verlâgse
verleggen (verlegde u) verlâgt geey
verleidenverleyen
verleiden (ik verleid ) ik verley
verleiden (jij verleidt ) dich verleys
verleiden (u verleidt ) geey verleyt
verleiden (verleid ) verleyd
verlerenverliêren
verleren (ik verleer ) ik verliêr
verleren (ik verleerde ) ik verliêrde
verleren (jij verleerde ) dich verliêrsde
verleren (jij verleert ) dich verliêrs
verleren (u verleerde ) geey verliêrde
verleren (u verleert ) geey verliêrt
verleren (verleer ik ) verliêr ik
verleren (verleer jij ) verliêrse
verleren (verleerd ) verliêrd
verleren (verleerde ik ) verliêrde ik
verleren (verleerde jij ) verliêrdese
verleren (verleerde u ) verliêrde geey
verleren (verleert u ) verliêrt geey
verliezenverlezen
verliezen (ik verlies ) ik verlees
verliezen (ik verloor ) ik verloor
verliezen (jij verliest ) dich verluus
verliezen (jij verloor ) dich verloors
verliezen (u verliest ) geey verlist
verliezen (u verloor ) geey verloort
verliezen (verlies ik ) verlees ik
verliezen (verlies je ) verluusse
verliezen (verloor je ) verloorse
verliezen (verloor u ) verloort geey
verliezen (verloren ) verlôren
verontschuldigenspiêt betugen
verradenverroayen
verraden (ik raad ) ik verroay
verraden (ik ried ) ik verrooy
verraden (jij raadt ) dich verruts
verraden (jij ried ) dich verrooys
verraden (raad jij ) verrutse
verraden (raadt u ) verrad geey
verraden (ried jij ) verrooyse
verraden (ried u ) verrooyt gey
verraden (u raadt ) geey verradt
verraden (u ried ) geey verrooyt
verraden (verraden ) verroayen
verslijtenversliêten
verslijten (ik versleet ) ik verslaet
verslijten (ik verslijt ) ik versliêt
verslijten (jij versleet ) dich verslaets
verslijten (jij verslijt ) dich versliets
verslijten (u versleet ) geey verslaet
verslijten (u verslijt ) geey versliet
verslijten (versleet ik ) verslaet ik
verslijten (versleet jij ) verslaetse
verslijten (versleet u ) verslaet geey
verslijten (versleten ) verslaeten
verslijten (verslijt ik ) versliêt ik
verslijten (verslijt je ) verslietse
verslijten (verslijt u ) versliet geey
verstaanverstoan
verstaan (ik versta ) ik verstay
verstaan (ik verstond ) ik verstong
verstaan (jij verstaat ) dich verstis
verstaan (jij verstond ) dich verstongs
verstaan (u verstaat ) geey verstât
verstaan (u verstond ) geey verstongt
verstaan (versta jij ) verstisse
verstaan (verstaan ) verstoan
verstaan (verstaat u ) verstât geey
verstaan (verstond ik ) verstong ik
verstaan (verstond jij ) verstongse
verstaan (verstond u ) verstongt geey
verstandigverstendig
verstuikenverstoeken
verstuiken (ik verstuik ) ik verstoek
verstuiken (ik verstuikte) ik verstoekde
verstuiken (jij verstuikt ) dich verstoeks
verstuiken (jij verstuikte ) dich verstoeksde
verstuiken (verstuik jij ) verstoekse
verstuiken (verstuikt ) verstoekt
verstuiken (verstuikte jij ) verstoekdese
verstuiken (verstuikte u) verstoekde geey
verstuikken (u verstuikt ) geey verstoekt
verstuikken (u verstuikte ) geey verstoekde
verstuikken (verstuik ik ) verstoek ik
vertellen (ik vertel ) ik vertél
vertellen (jij vertelde ) dich vertélsde
vertellen (jij vertelt ) dich vertéls
vertellen (u vertelde ) geey vertélde
vertellen (u vertelt ) geey vertélt
vertellen (vertel ik ) vertél ik
vertellen (vertel jij ) vertélse
vertellen (verteld ) vertéld
vertellen (vertelde ik ) vertélde ik
vertellen (vertelde jij ) vertéldese
vertellen (vertelde u ) vertélde geey
vertellen (vertelt u ) vertélt geey
vertrekken (ik vertrek ) ik vertrek
vertrekken (ik vertrok ) ik vertrok
vertrekken (jij vertrekt ) dich vertreks
vertrekken (jij vertrok ) dich vertroks
vertrekken (u vertrekt ) geey vertrekt
vertrekken (u vertrok ) geey vertrokt
vertrekken (vertrek ik ) vertrek ik
vertrekken (vertrek jij ) vertrekse
vertrekken (vertrok jij ) vertrokse
vertrekken (vertrok u ) vertrokt geey
vertrekken (vertrokken) vertrokken
vertrekken (vetrekt u ) vertrekt geey
vertrekken (vetrok ik ) vertrok ik
vertrouwenvertroewen
vertrouwen (ik vertrouw ) ik vertroêw
vertrouwen (ik vertrouw ) ik vertrouw
vertrouwen (ik vertrouwde ) ik vertroêwde
vertrouwen (ik vertrouwde ) ik vertrouwde
vertrouwen (jij vertrouwde ) dich vertroêwsde
vertrouwen (jij vertrouwde ) dich vertrouwsde
vertrouwen (jij vertrouwt ) dich vertroêws
vertrouwen (jij vertrouwt ) dich vertrouws
vertrouwen (u vertrouwde ) geey vertroêwde
vertrouwen (u vertrouwde ) geey vertrouwde
vertrouwen (u vertrouwt ) geey vertroêwt
vertrouwen (u vertrouwt ) geey vertrouwt
vertrouwen (vertrouw ik ) vertroêw ik
vertrouwen (vertrouw je ) vertroêwse
vertrouwen (vertrouwd ) vertrouwd
vertrouwen (vertrouwd ) vetroêwd
vertrouwen (vertrouwde ik ) vertrouwde ik
vertrouwen (vertrouwde ik ) vetroêwde ik
vertrouwen (vertrouwde jij ) vertroêwdese
vertrouwen (vertrouwde jij ) vertrouwdese
vertrouwen (vertrouwde u ) vertrouwde geey
vertrouwen (vertrouwde u ) vetroêwde geey
vertrouwen (vertrouwt u ) vertroêwt geey
vervangen (ik vervang ) ik vervang
vervangen (ik verving ) ik vervong
vervangen (jij vervangt ) dich vervengs
vervangen (jij verving ) dich vervongs
vervangen (u vervangt ) geey vervangt
vervangen (u verving ) geey vervongt
vervangen (vervang ik ) vervang ik
vervangen (vervang jij ) vervengse
vervangen (vervangt u ) vervangt geey
vervangen (verving ik ) vervong ik
vervangen (verving je ) vervongse
vervangen (verving u ) vervongt geey
vervelenvervaelen
vervelen (ik verveel ) ik vervael
vervelen (ik verveelde ) ik vervelde
vervelen (jij verveelde) dich vervelsde
vervelen (jij verveelt ) dich vervels
vervelen (u verveelde ) geey vervelde
vervelen (u verveelt ) geey vervaelt
vervelen (verveel ik ) vervael ik
vervelen (verveel jij ) vervelse
vervelen (verveeld ) vervaeld
vervelen (verveelde ik ) vervelde ik
vervelen (verveelde jij ) verveldese
vervelen (verveelde u ) vervelde geey
vervelen (verveelt u) verft geey
verven (geverfd ) geverfd
verven (ik verf ) ik verf
verven (ik verfde ) ik verfde
verven (jij verfde) dich verfsde
verven (jij verft ) dich verfs
verven (u verfde ) geey verfde
verven (u verft ) geey verft
verven (verf ik ) verf ik
verven (verf jij ) verfse
verven (verfde ik ) verfde ik
verven (verfde jij ) verfdese
verven (verfde u ) verfde geey
verven (verft u) verft geey
verwerenverwaeren
verweren (ik verweer ) ik verwaer
verweren (ik verweerde ) ik verwaerde
verweren (jij verweerde ) dich verwaersde
verweren (jij verweert ) dich verwaers
verweren (u verweerde ) geey verwaerde
verweren (u verweert ) geey verwaert
verweren (verweer jij ) verwaerse
verweren (verweerd ) verwaerd
verweren (verweerde jij ) verwaerdese
verweren (verweerde u ) verwaerde geey
verweren (verweert u ) verwaert geey
verzinnen (ik verzin ) ik verzin
verzinnen (ik verzon ) ik verzôn
verzinnen (jij verzint ) dich verzins
verzinnen (jij verzon ) dich verzôns
verzinnen (u verzint ) geey verzint
verzinnen (u verzon ) geey verzônt
verzinnen (verzin ik ) verzin ik
verzinnen (verzin jij ) verzinse
verzinnen (verzint u ) verzint geey
verzinnen (verzon ik ) verzôn ik
verzinnen (verzon jij ) verzônse
verzinnen (verzon u ) verzônt geey
verzinnen (verzonnen ) verzônnen
verzoekenverzeûken
verzoeken (ik verzoek ) ik verzeuk
verzoeken (ik verzoekte ) ik verzoôch
verzoeken (jij verzoekt ) dich verzuks
verzoeken (jij verzoekte ) dich verzoôchs
verzoeken (u verzoekt ) geey verzukt
verzoeken (u verzoekte ) geey verzoôcht
verzoeken (verzocht ) verzoôcht
verzoeken (verzoek ik ) verzeuk ik
verzoeken (verzoek jij ) verzukse
verzoeken (verzoekt u ) verzoôcht geey
verzoeken (verzoekte ik ) verzoôch ik
verzoeken (verzoekte jij ) verzoôchse
verzorgenverzurgen
verzorgen (ik verzorg ) ik verzurg
verzorgen (ik verzorgde ) ik verzurgde
verzorgen (jij verzorgde ) dich verzurgsde
verzorgen (jij verzorgt ) dich verzurgs
verzorgen (u verzorgde ) geey verzurgde
verzorgen (u verzorgt ) geey verzurgt
verzorgen (verzorg jij ) verzurgse
verzorgen (verzorgd ) verzurgd
verzorgen (verzorgde jij ) verzurgdese
verzorgen (verzorgde u ) verzurgde geey
verzorgen (verzorgt u ) verzurgt geey
verzwikken (geverzwikt ) geverzwikt
verzwikken (ik verzwik ) ik verzwik
verzwikken (ik verzwikte ) ik verzwikde
verzwikken (jij verzwikt ) dich verzwiks
verzwikken (jij verzwikte ) dich verzwiksde
verzwikken (u verzwikt ) geey verzwikt
verzwikken (u verzwikte ) geey verzwikde
verzwikken (verzwik ik ) verzwik ik
verzwikken (verzwik jij ) verzwikse
verzwikken (verzwikt u ) verzwikt geey
verzwikken (verzwikte ik ) verzwikde ik
verzwikken (verzwikte jij ) verzwikdese
verzwikken (verzwikte u ) verzwikde geey
veulentjevulke
vierveer
vierenvêren
vieren (gevierd ) geveêrd
vieren (ik vier ) ik veêr
vieren (ik vierde ) ik veerde
vieren (jij vierde ) dich veersde
vieren (jij viert ) dich veêrs
vieren (u vierde ) geey veerde
vieren (u viert ) geey veert
vieren (vierde ik ) veerde ik
vieren (vierde jij ) veerdese
vieren (vierde u ) veerde geey
vierentachtigvir en tachetig
viezeriksmaerlap
vijfviêf
vijfenzeventigviêf en zaeventig
vijftienviefteen
vijftigfieftig
vindenvingen
vinden (gevonden ) gevongen
vinden (ik vind ) ik ving
vinden (ik vond ) ik vong
vinden (jij vindt ) dich vings
vinden (jij vond ) dich vongs
vinden (u vindt ) geey vingt
vinden (u vond ) geey vongt
vinden (vind ik ) ving ik
vinden (vind jij ) vingse
vinden (vindt u ) vongt geey
vinden (vond ik ) vong ik
vinden (vond jij ) vongse
vinden (vond u ) vongt geey
vishengelvisgaert
vitten (gevit ) gevit
vitten (ik vit ) ik vit
vitten (jij vit ) dich vits
vitten (jij vitte ) dich vitsde
vitten (vit ik ) vit ik
vitten (vit jij ) vitse
vitten (vit u ) vit geey
vlaamse gaaimerkkorf
vlakbijkortbeey
vleermuisvlaermoês
vleesvleis
vleienfledderen
vleien (gevleid ) gefledderd
vleien (ik vlei ) ik fledder
vleien (ik vleide) ik fledderde
vleien (jij vleide ) dich fleddersde
vleien (jij vleit ) dich fledders
vleien (u vleide ) geey fledderde
vleien (u vleit ) geey fleddert
vleien (vlei ik ) fledder ik
vleien (vlei jij ) fledderse
vleien (vleide ik ) fledderde ik
vleien (vleide jij ) fledderdese
vleien (vleide u ) fledderde geey
vleien (vleit u ) fleddert geey
vleierfiëkeler of fiëkelvot
vleikontfleddervot
vliegvleeg
vliegenvlegen
vliegen (ik vlieg ) ik vleeg
vliegen (ik vloog ) ik vlôôg
vliegen (u vliegt ) geey vligt
vliegen (u vloog ) geey vlôôgt
vliegen (vloog u ) vlôôgt geey
vliegen (gevlogen ) gevlôgen
vliegen (ik vlieg ) ik vleêg
vliegen (ik vloog ) ik vloôg
vliegen (jij vliegt ) dich vluugs
vliegen (jij vloog ) dich vloôgs
vliegen (u vliegt ) geey vligt
vliegen (u vloog ) geey vloôgt
vliegen (vlieg ik ) vleêg ik
vliegen (vlieg jij ) vluugse
vliegen (vliegt u ) vligt geey
vliegen (vloog ik ) vloôg ik
vliegen (vloog jij ) vloôgse
vliegen (vloog u ) vloôgt geey
vliegtuigvleger
vlovloên
vloekenvlooken
vloeken (gevloekt ) gevlôkt
vloeken (ik vloek ) ik vlook
vloeken (ik vloekte ) Ik vlôkde
vloeken (jij vloekt ) dich vlôks
vloeken (jij vloekte ) dich vlôksde
vloeken (u vloekt ) geey vlôkt
vloeken (u vloekte ) geey vlôkde
vloeken (vloek ik ) vlook ik
vloeken (vloek jij ) vlôkse
vloeken (vloekt u ) vlôkt geey
vloeken (vloekte ik ) vlôkde ik
vloeken (vloekte jij ) vlôksdese
vloeken (vloekte u ) vlôkde geey
vlooienvluuën
vluchtenvleûgten
vluchtenwegrennen
vluchten (gevlucht ) gevleûgd
vluchten (ik vlucht ) ik vleûgt
vluchten (ik vluchtte ) ik vleûgde
vluchten (jij vlucht ) dich vleûgs
vluchten (jij vluchtte ) dich vleûgsde
vluchten (u vlucht ) geey vleûgt
vluchten (u vluchtte ) geey vleûgde
vluchten (vlucht ik ) vleûg ik
vluchten (vlucht jij ) vleûgse
vluchten (vlucht u ) vleûgt geey
vluchten (vluchtte ik ) vleûgde ik
vluchten (vluchtte jij ) vleûgdese
vluchten (vluchtte u ) vleûgde geey
vlugdrie-e
vochtigvlaês
voedenvoren
voelenveulen
voelen (gevoeld ) gevuld
voelen (ik voel ) ik veul
voelen (ik voelde ) ik vulde
voelen (jij voelde ) dich vulsde
voelen (jij voelt ) dich vuls
voelen (u voelde ) geey vulde
voelen (u voelt ) geey vult
voelen (voel ik ) veul ik
voelen (voel jij ) vulse
voelen (voelde ik ) vulde ik
voelen (voelde jij ) vulsdese
voelen (voelde u ) vulde geey
voelen (voelt u ) vult geey
voerenveuren
voermanveurman
voermanvoorman
voertuigengevaers
voetvoot
voetballen (gevoetbald ) gevoetbald
voetballen (ik voetbal ) ik voetbal
voetballen (ik voetbalde ) ik voetbalde
voetballen (jij voetbalde ) dich voetbalsde
voetballen (jij voetbalt ) dich voetbals
voetballen (u voetbalde ) geey voetbalde
voetballen (u voetbalt ) geey voetbalt
voetballen (voetbal ik ) voetbal ik
voetballen (voetbal jij ) voetbalse
voetballen (voetbalde ik ) voetbalde ik
voetballen (voetbalde jij ) voetbaldese
voetballen (voetbalde u ) voetbalde geey
voetballen (voetbalt u ) voetbalt geey
voetenveut
vogelnestmussenboôch
vogelsmussen
vogeltjesmeûskes
voldoendegenog
voorvur
voordeurvurste deur
voorzichtigvurzetig
vork (eten) rikske
vork (riek) reek
vospaardvoës
vragenvroagen
vragen (hij vraagt ) heey vrugt
vragen (ik vraag ) ik vroag
vragen (ik vroeg ) ik vroog
vragen (jij vraagt ) dich vrugs
vragen (jij vroeg ) dich vroogs
vragen (u vraagt ) geey vrâgt
vragen (u vroeg ) geey vroogt
vragen (vraag ik ) vroag ik
vragen (vraag je ) vrugse
vragen (vraagt u ) vragt geey
vragen (vroeg ik ) vroog ik
vragen (vroeg jij ) vroogse
vragen (vroeg u ) vroogt geey
VredepeelVredepiêl
vreemdvrumd
vrees hebbenschoûw ziên
vretenvraeten
vreten (gevreten) gevraeten
vreten (ik vrat ) ik vraat
vreten (ik vreet ) ik vraet
vreten (jij vrat ) dich vrats
vreten (jij vreet ) dich vrits
vreten (u vrat ) geey vrat
vreten (u vreet ) geey vret
vreten (vrat ik ) vraat ik
vreten (vrat jij ) vraatse
vreten (vrat u ) vrat geey
vreten (vreet ik ) vraet ik
vreten (vreet jij ) vritse
vreten (vreet u ) vret geey
vriendenkameroij
vriezenvrêzen
vriezen (het vriest ) t vruust
VrijdagVriêdig
vrijdagavondvriedigaovund
vrijdagochtendvriedigmergen
vrijdagsfriedigs
vroedvrouwwiêswiêf
vroegvruuy
vroegervruujer
vrouwvrommes
vrouwenvrôlie
vuilnisemmerdreksbak
vullen (gevuld) gevuld
vullen (ik vul ) ik vul
vullen (ik vulde ) ik vulde
vullen (jij vulde ) dich vulsde
vullen (jij vult ) dich vüls
vullen (u vulde ) geey vulde
vullen (u vult ) geey vult
vullen (vul ik ) vul ik
vullen (vul jij ) vulse
vullen (vulde ik ) vulde ik
vullen (vulde jij ) vuldese
vullen (vulde u ) vulde geey
vullen (vult u ) vult geey
vuurveûr

W

waarheenwoa hén
waaromwarrum
wachten (gewacht ) gewâch
wachten (ik wacht ) ik wâch
wachten (ik wachtte ) ik wâchde
wachten (jij wacht ) dich wâchs
wachten (jij wachtte ) dich wâchsde
wachten (u wacht ) geey wâcht
wachten (u wachtte ) geey wâchde
wachten (wacht ik ) wâch ik
wachten (wacht jij ) wâchse
wachten (wacht u ) wâcht geey
wachten (wachtte ik ) wâchde ik
wachten (wachtte jij ) wâchdese
wachten (wachtte u ) wâchde geey
wagenwaogen
wagen (gewaagd ) gewagd
wagen (ik waag ) ik waog
wagen (ik waagde ) ik wagde
wagen (jij waagde ) dich wagsde
wagen (jij waagt ) dich wags
wagen (u waagde ) geey wagde
wagen (u waagt ) geey wagt
wagen (waag ik ) waog ik
wagen (waag jij ) wagse
wagen (waagde ik ) wagde ik
wagen (waagde jij ) wagdese
wagen (waagde u ) wagde geey
wagen (waagt u ) wagt geey
wakenwoaken
waken (gewaakt ) gewoakt
waken (ik waak ) ik woak
waken (ik waakte ) ik wâkde
waken (jij waakt ) dich woaks
waken (jij waakte ) dich wâksde
waken (U waakt ) geey woakt
waken (U waakte ) geey wâkde
waken (waak ik ) woak ik
waken (Waak jij ) woakse
waken (waakt u ) woakt geey
waken (waakte ik ) wakde ik
waken (waakte jij ) wâkdese
waken (waakte u ) wâkde geey
wandelen (gewandeld ) gewandeld
wandelen (ik wandel ) ik wandel
wandelen (ik wandelde ) ik wandelde
wandelen (jij wandelde ) dich wandelsde
wandelen (jij wandelt ) dich wandels
wandelen (u wandelde ) geey wandelde
wandelen (u wandelt ) geey wandelt
wandelen (wandel ik ) wandel ik
wandelen (wandel jij ) wandelse
wandelen (wandelde ik ) wandelde ik
wandelen (wandelde jij ) wandeldese
wandelen (wandelde u ) wandelde geey
wandelen (wandelt u ) wandelt geey
wandelstokwandelstek
wasbordvroespel
wasgoedwês
wasketelsopkaetel
wasknijperwaspinke
waslijnwesliên
waspoederzeippoeyer
wassen (gewassen ) gewâssen
wassen (ik was ) ik wâs
wassen (ik waste) ik wees
wassen (jij wast ) dich waest
wassen (jij waste) dich wees
wassen (u wast) geey wâst
wassen (u waste ) geey weest
wassen (was ik ) wâs ik
wassen (was jij) waesse
wassen (wast u ) wâst geey
wassen (waste ik ) wees ik
wassen (waste jij) weesse
wassen (waste u ) weest geey
wasteilkuüp
water gevenwaeteren
waterbak in weilanddrinkesbak
waterdichtwaterdeêch
waterketelmoêr
watjeswêtjes
WCt huuske
weckeninmaken
weckflesseninmaakglaâs
weckglasinmaakglaâs
weduwewedvrouw
weerwolfwaerwolf
wegenwaegen
wegen (gewogen ) gewôgen
wegen (ik weeg ) ik waeg
wegen (ik woog ) ik woôg
wegen (jij weegt ) dich wugs
wegen (jij woog ) dich woôgs
wegen (u weegt ) geey wegt
wegen (u woog ) geey woôgt
wegen (weeg ik ) waeg ik
wegen (weeg jij ) wugse
wegen (weegt u ) wegt geey
wegen (woog ik ) woôg ik
wegen (woog jij ) woôgse
wegen (woog u ) woôgt geey
weggetjewêgske
wegkantwaegkankt
weiafsrasteringgelink
weigeren (geweigerd ) geweigerd
weigeren (ik weiger ) ik weiger
weigeren (ik weigerde ) ik weigerde
weigeren (jij weigerde ) dich weigersde
weigeren (jij weigert ) dich weigers
weigeren (u weigerde ) geey weigerde
weigeren (u weigert ) geey weigert
weigeren (weiger ik ) weiger ik
weigeren (weiger jij ) weigerse
weigeren (weigerde ik ) weigerde ik
weigeren (weigerde jij ) weigersde dich
weigeren (weigerde u ) weigerde geey
weigeren (weigert u ) weigert geey
weinigwiênig
weipaalgelinkpoal
weipoortvoorgaat
wendgedeelte op akkervurrend
wereldwaereld
werken (gewerkt ) gewerkt
werken (ik werk ) ik werk
werken (ik werkte ) ik werkde
werken (jij werkt ) dich werks
werken (jij werkte ) dich werksde
werken (u werkt ) geey werkt
werken (u werkte) geey werkde
werken (werk ik ) werk ik
werken (werk jij ) werkse
werken (werkt u ) werkt geey
werken (werkte ik ) werkde ik
werken (werkte jij ) werkdese
werken (werkte u ) werkde geey
werven (geworven) gewôrven
werven (ik werf ) ik wêrf
werven (ik wierf) ik worf
werven (jij werft ) dich wurfs
werven (jij wierf) dich worfs
werven (u werft ) geey werft
werven (u wierf ) geey worft
werven (werf ik ) werf ik
werven (werf jij) wurfse
werven (werft u) werft geey
werven (wierf ik) worf ik
werven (wierf jij) worfse
werven (wierf u) worft geey
wespmeespel
wespennestmeespelenboôch
wetenwiêten
weten (ik weet ) ik wiêt
weten (ik wist ) ik woôs
weten (jij weet ) dich wits
weten (jij wist ) dich woôs
weten (U weet ) geey wit
weten (U wist ) geey woôst
weten (weet ik ) wiêt ik
weten (weet jij ) witse
weten (weet u ) wit geey
weten (wist ik ) geey wit
weten (wist jij ) woôsse
weten (wist u ) woôst geey
wetenschappergeliêrde
wiedengaeyen
wieden (gewied ) gegaeyen
wieden (ik wied ) ik gaey
wieden (ik wiedde ) ik gedde
wieden (jij wiedde ) dich gedsde
wieden (jij wiedt ) dich geds
wieden (u wiedt ) geey get
wieden (wied ik ) gaey ik
wieden (wied jij ) geddese
wieden (wiedde ik ) gaeyde ik
wieden (wiede jij ) geey gedde
wieden (wiede u ) geddese
wieden (wiedt u ) gaeyt geey
wijkenwiêken
wijken (geweken ) gewaeken
wijken (ik week ) ik waek
wijken (ik wijk) ik wiêk
wijken (jij week ) dich waeks
wijken (jij wijkt ) dich wieks
wijken (u week) geey waekt
wijken (u wijkt) geey wiekt
wijken (week ik ) waek ik
wijken (week jij ) waekse
wijken (week u) waekt geey
wijken (wijk ik ) wiêk ik
wijken (wijk jij ) wiekse
wijken (wijkt u) wiekt geey
wijkverpleegsterzekenzeuster
wijnwiên
wijwatervinkwater
wijwaterbakjevinkwaterbekske
wijzenwiêzen
wijzen (gewezen ) gewaezen
wijzen (ik wees ) ik waes
wijzen (ik wijs ) ik wiês
wijzen (jij weest ) dich waes
wijzen (jij wijst ) dich wiês
wijzen (u wees ) geey waest
wijzen (u wijst ) geey wiest
wijzen (wees ik ) waes ik
wijzen (wees jij ) waes dich
wijzen (wees u ) waest geey
wijzen (wijs ik ) wiês ik
wijzen (wijs jij ) wiesse
wijzen (wijst u ) wiest geey
wikken (gewikt ) gewikt
wikken (ik wik ) ik wik
wikken (ik wikte ) ik wikde
wikken (jij wikt ) dich wiks
wikken (jij wikte ) dich wiksde
wikken (u wikt ) geey wikt
wikken (u wikte ) geey wikde
wikken (wik ik ) wik ik
wikken (wik jij ) wikse
wikken (wikt u ) wikt geey
wikken (wikte ik ) wikde ik
wikken (wikte jij ) wikdese
wikken (wikte u ) wikde geey
willen (gewild ) gewîld
willen (ik wil ) ik wil
willen (ik wou ) ik wooy
willen (jij wil ) dich wils
willen (jij wou ) dich wooys
willen (wil ik ) wil ik
willen (wil je ) wilse
willen (wilde u ) wooyt geey
willen (wilt u ) wilt geey
willen (wou ik ) wooy ik
willen (wou jij ) wooyse
windwink
windeierenwinkei
windmolenwinkmeulen
winnen (gewonnen ) gewônnen
winnen (ik win ) ik win
winnen (ik won ) ik wôn
winnen (jij wint ) dich wins
winnen (jij won ) dich wôns
winnen (u wint ) geey wint
winnen (u won ) geey wônt
winnen (win ik ) win ik
winnen (win jij ) winse
winnen (wint u ) wint geey
winnen (won ik ) wôn ik
winnen (won jij ) wônse
winnen (won u ) wônt geey
winterwingter
winterhemdhemtrok
wippen (gewipt ) gewipt
wippen (ik wip ) ik wip
wippen (ik wipte ) ik wipde
wippen (jij wipt ) dich wips
wippen (jij wipte ) dich wipsde
wippen (u wipt ) geey wipt
wippen (u wipte ) geey wipde
wippen (wip ik ) wip ik
wippen (wip jij ) wipse
wippen (wipt u ) wipt geey
wippen (wipte ik ) wipde ik
wippen (wipte jij ) wipdese
wippen (wipte u ) wipde geey
wit broodwitte wek
witlofbrussels lof
WoensdagGonzig
woensdagavondgonsigaovend
woensdagavondgonzigaovund
woensdagochtendgonzigmergen
woensdagssgonsigs
wonenwoênen
wonen (gewoond ) gewônd
wonen (ik woon ) ik woên
wonen (ik woonde ) ik wônde
wonen (jij woonde ) dich wônsde
wonen (jij woont ) dich wôns
wonen (u woonde ) geey wônde
wonen (u woont ) geey wônt
wonen (woon ik ) woên ik
wonen (woon jij ) wonse
wonen (woonde ik ) wônde ik
wonen (woonde jij ) wônsde dich
wonen (woonde u ) geey wônde
wonen (woont u ) wônt geey
woninghoês
woonwagenkemaeliewage
woordenweurd
wordenwaeren
worden (geworden ) gewoaeren
worden (ik werd ) ik woord
worden (ik word ) ik waer
worden (jij werd ) doow woors
worden (jij wordt ) dich wurs
worden (u werd ) geey woort
worden (u wordt ) gey werdt
worden (werd ik ) woort ik
worden (werd jij ) woorse
worden (werd U ) woort geey
worden (word ik ) waer ik
worden (word jij ) wurse
worden (wordt u ) gey werdt
worstelen (geworsteld ) gewôrsteld
worstelen (ik worstel ) ik wôrstel
worstelen (ik worstelde ) ik wôrstelde
worstelen (jij worstelde ) dich wôrstelsde
worstelen (jij worstelt ) dich wôrstels
worstelen (u worstelde ) geey wôrstelde
worstelen (u worstelt ) geey wôrstelt
worstelen (worstel ik ) wôrstel ik
worstelen (worstel jij ) wôrstelse
worstelen (worstelde ik ) wôrstelde ik
worstelen (worstelde jij ) wôrsteldese
worstelen (worstelde u ) wôrstelde geey
worstelen (worstelt u ) wôrstelt geey
wortelenpureewortelestamp
wrijvenvriêven
wrijven (gewreven ) gevraeven
wrijven (ik wreef ) ik vraef
wrijven (ik wrijf ) ik vriêf
wrijven (jij wreef ) dich vraefs
wrijven (jij wrijft ) dich vriefs
wrijven (u wreef ) geey vraeft
wrijven (u wrijft ) geey vrieft
wrijven (wreef ik ) vraef ik
wrijven (wreef jij ) vraefse
wrijven (wreef u ) vraeft geey
wrijven (wrijf ik ) vriêf ik
wrijven (wrijf jij ) vriefse
wrijven (wrijft u ) vrieft geey
wrikken (gewrikt ) gewrikt
wrikken (ik wrik ) ik wrik
wrikken (ik wrikte ) ik wrikde
wrikken (jij wrikt ) dich wriks
wrikken (jij wrikte ) dich wriksde
wrikken (u wrikt ) geey wrikt
wrikken (u wrikte ) geey wrikde
wrikken (wrik ik ) wrik ik
wrikken (wrik jij ) wrikse
wrikken (wrikt u ) wrikt geey
wrikken (wrikte ik ) wrikde ik
wrikken (wrikte jij ) wrikdese
wrikken (wrikte u ) wrikde geey
wroetenvreuten
wroeten ( wroette ik ) vrudde ik
wroeten (gewroet ) gevrut
wroeten (ik wroet ) ik vreut
wroeten (ik wroette ) ik vrudde
wroeten (jij wroet ) dich vruts
wroeten (jij wroette ) dich vrudse
wroeten (u wroet ) geey vrut
wroeten (u wroette ) geey vrudde
wroeten (wroet ik ) vreut ik
wroeten (wroet jij ) vrutse
wroeten (wroet u ) vrut geey
wroeten (wroette ik ) vrudde ik
wroeten (wroette jij ) vrudsde dich
wroeten (wroette u ) vrudde geey

Z

zaaienzeyen
zaaien (gezaaid ) gezeyd
zaaien (ik zaai ) ik zey
zaaien (ik zaaide ) ik zeyde
zaaien (jij zaaide ) dich zeysde
zaaien (jij zaait ) dich zeys
zaaien (u zaaide) geey zeyde
zaaien (u zaait ) geey zeyt
zaaien (zaai ik ) zey ik
zaaien (zaai jij ) zeyse
zaaien (zaaide ik ) zeyde ik
zaaien (zaaide jij ) zeydese
zaaien (zaaide u ) zeyde geey
zaaien (zaait u ) zeyt geey
zachtezafte
zachtjes mopperenknoatere
zadelzaal
zagenzaâgen
zagen (gezaagd ) gezâgd
zagen (ik zaag ) ik zaag
zagen (ik zaagde ) ik zagde
zagen (jij zaagde ) dich zagsde
zagen (jij zaagt ) dich zags
zagen (u zaagde ) geey zagde
zagen (u zaagt ) geey zagt
zagen (zaag ik ) zaag ik
zagen (zaag jij ) zagse
zagen (zaagde ik ) zagde ik
zagen (zaagde jij ) zagdese
zagen (zaagde u ) zagde geey
zagen (zaagt u ) zagt geey
zakdoekzakdook of tesnuizik
zakdoekenzakdeuk
ZaterdagZoaterdig
zaterdagavondzaoterdigaovund
zaterdagochtendzaoterdigmergen
zaterdagssaoterdigs
zeepzeip
zeepsopzeipleûr
zeggen (ik zeg ) ik zêg
zeggen (ik zei ) ik zâch
zeggen (jij zegt ) dich zês
zeggen (jij zei ) dich zachs
zeggen (u zegt ) geey zêgt
zeggen (u zei ) geey zâcht
zeggen (zeg ik ) zêg ik
zeggen (zeg jij ) zêsse
zeggen (zegt u ) zêgt geey
zeggen (zei ik ) zâch ik
zeggen (zei jij ) zachse
zeggen (zei u ) zâcht geey
zesentwingzes en twintig
zestienzêsteen
zestigsestig
zeugzoôg
zeurensaniken
zeuren (gezeurd ) gesanikt
zeuren (ik zeur ) ik sanik
zeuren (ik zeurde ) ik sanikde
zeuren (jij zeurde ) dich saniksde
zeuren (jij zeurt ) dich saniks
zeuren (u zeurde ) geey sanikde
zeuren (u zeurt ) geey sanikt
zeuren (zeur ik ) sanik ik
zeuren (zeur jij ) sanikse
zeuren (zeurde ik ) sanikde ik
zeuren (zeurde jij ) sanikdese
zeuren (zeurde u ) sanikde geey
zeuren (zeurt u ) sanikt geey
zeurpietsanikvot
zevenzaeven
zevenentwintigzaeven en twintig
zeventienzaeveteen
zeventigsaevetig
zeverenzeiveren
zichtzeêch
ziekzeek
zieke geestraadgek
zienzeên
zien (gezien ) gezeên
zien (ik zag ) ik zaâg
zien (ik zie ) ik zeen
zien (jij zag ) dich zags
zien (jij ziet ) dich zuus
zien (u zag ) geey zagt
zien (u ziet ) geey zit
zien (zag ik ) zaâg ik
zien (zag je ) zagse
zien (zag u ) zagt geey
zien (zie ik ) zeen ik
zien (zie je ) zuusse
zien (ziet u ) zit geey
zijnziên
zijn (ben ik ) bin ik
zijn (ben jij ) bisse
zijn (bent u ) ziet geey
zijn (geweest ) gewêst
zijn (ik ben ) ik bin
zijn (ik was ) ik waas
zijn (jij was ) dich wars
zijn (u bent ) geey ziet
zijn (u was ) geey wart
zijn (was ik ) waas ik
zijn (was jij ) warse
zijn (was u ) wart geey
zijpijnziêpiên
zingen (gezongen ) gezôngen
zingen (ik zing ) ik zing
zingen (ik zong ) ik zông
zingen (jij zingt ) dich zings
zingen (jij zong ) dich zôngs
zingen (u zingt ) geey zingt
zingen (u zong ) geey zôngt
zingen (zing ik ) zing ik
zingen (zing jij ) zingse
zingen (zingt u ) zingt geey
zingen (zong ik ) zông ik
zingen (zong jij ) zôngse
zingen (zong u ) zôngt geey
zitten (gezeten ) gezaeten
zitten (ik zat ) ik zaât
zitten (ik zit ) ik zit
zitten (jij zat ) dich zats
zitten (jij zit ) dich zits
zitten (u zat ) gee zaat
zitten (zat ik ) zaât ik
zitten (zat jij ) zatse
zitten (zat u ) zat geey
zitten (zit ik ) zit ik
zitten (zit jij ) zatse
zitten (zit u ) zit geey
zoekenzeûken
zoeken (gezocht ) gezoôch
zoeken (ik zocht ) ik zoôch
zoeken (ik zoek ) ik zeûk
zoeken (jij zocht ) dich zoôchs
zoeken (jij zoekt ) dich zuks
zoeken (u zocht ) geey zoôcht
zoeken (u zoekt ) geey zukt
zoeken (zocht jij ) zoôchse
zoeken (zocht u ) zoôcht geey
zoeken (zoek ik ) zeûk ik
zoeken (zoekt jij ) zukse
zoeken (zoekt u ) zukt geey
zoenmuulke of kusmoel
zoethoutzeuthout
zolderzulder
zoldertrapzuldertrap
ZondagZondig
zondagavondzondigaovund
zondagochtendzondigmergen
zondagssondigs
zondezungd
zonderzonger
zoonzoên
zorgenzurgen
zorgen (ik zorg) ik zurg
zorgen (ik zorgde) ik zurgde
zorgen (jij zorgde) dich zurgsde
zorgen (jij zorgt ) dich zurgs
zorgen (u zorgde ) geey zurgde
zorgen (u zorgt ) geey zurgt
zorgen (zorg ik ) zurg ik
zorgen (zorg jij ) zurgse
zorgen (zorgde ik ) zurgde ik
zorgen (zorgde jij) zurgdese
zorgen (zorgde u) zurgde geey
zorgen (zorgt u) zurgt geey
zoutvaatjezoutvétje
zuchtenzeûgten
zuchten (gezucht ) gezeûgd
zuchten (ik zucht ) ik zeûgt
zuchten (ik zuchtte ) ik zeûgde
zuchten (jij zucht ) dich zeûgs
zuchten (jij zuchtte ) dich zeûgsde
zuchten (u zucht ) geey zeûgt
zuchten (u zuchtte ) geey zeûgde
zuchten (zucht ik ) zeûg ik
zuchten (zucht jij ) zeûgse
zuchten (zucht u ) zeûgt geey
zuchten (zuchtte ik ) zeûgde ik
zuchten (zuchtte jij ) zeûgdese
zuchten (zuchtte u ) zeûgde geey
zuigenzuûgen
zuigen (gezogen ) gezôgen
zuigen (ik zoog ) ik zoôg
zuigen (ik zuig ) ik zuug
zuigen (jij zoog ) dich zoôgs
zuigen (jij zuigt ) dich zuugs
zuigen (u zoog ) geey zoôgt
zuigen (u zuigt ) geey zuugt
zuigen (zoog ik ) zoôg ik
zuigen (zoog jij ) zoôgse
zuigen (zoog u ) zoôgt geey
zuigen (zuig ik ) zuûg ik
zuigen (zuig jij ) zuugse
zuigen (zuigt u ) zuugt geey
zuipenzoêpen
zuipen (gezopen ) gezôpen
zuipen (ik zoop ) ik zoôp
zuipen (ik zuip ) ik zoêp
zuipen (jij zoop ) dich zoôps
zuipen (jij zuipt ) dich zuups
zuipen (u zoop ) geey zoôpt
zuipen (u zuipt ) geey zoept
zuipen (zoop ik ) zoôp ik
zuipen (zoop jij ) zoôpse
zuipen (zoop u ) zoôpt geey
zuipen (zuip ik ) zoêp ik
zuipen (zuip jij ) zuupse
zuipen (zuipt u ) zoept geey
zuiverzuûver
zuiverenzûveren
zuiveren (gezuiverd ) gezûverd
zuiveren (ik zuiver ) ik zûver
zuiveren (ik zuiverde ) ik zûverde
zuiveren (jij zuiverde ) dich zûversde
zuiveren (jij zuivert ) dich zûvers
zuiveren (u zuiverde ) geey zûverde
zuiveren (u zuivert ) geey zûvert
zuiveren (zuiver ik ) zûver ik
zuiveren (zuiver jij ) zûverse
zuiveren (zuiverde ik ) zûverde ik
zuiveren (zuiverde jij ) zûverdese
zuiveren (zuiverde u ) zûverde geey
zuiveren (zuivert u ) zûvert geey
zullen (ik zal ) ik zal
zullen (ik zou ) ik zuy
zullen (jij zou ) dich zuys
zullen (jij zult ) dich zuts
zullen (u zou ) geey zuyt
zullen (u zult ) geey zut
zullen (zal ik ) zal ik
zullen (zou ik ) zuy ik
zullen (zou jij ) zuyse
zullen (zou u ) zuyt geey
zullen (zul jij ) zutse
zullen (zult u ) zut geey
zuurzoor
zwaaienzweyen
zwaaien (gezwaaid ) gezweyd
zwaaien (ik zwaai ) ik zwey
zwaaien (ik zwaaide) ik zweyde
zwaaien (jij zwaaide ) dich zweysde
zwaaien (jij zwaait) dich zweys
zwaaien (u zwaaide ) geey zweyde
zwaaien (u zwaait ) geey zweyt
zwaaien (zwaai ik ) zwey ik
zwaaien (zwaai jij ) zweyse
zwaaien (zwaaide ik ) zweyde ik
zwaaien (zwaaide jij ) zweydese
zwaaien (zwaaide u ) zweyde geey
zwaaien (zwaait u ) zweyt geey
zwagerzwoager
zwaluwzwellef
zweepsmik
zweetvoetenzwiêtveut
zwellen (gezwollen ) gezwollen
zwellen (ik zwel ) ik zwel
zwellen (ik zwol ) ik zwol
zwellen (jij zwelt ) dich zwels
zwellen (jij zwol ) dich zwols
zwellen (u zwelt ) geey zwelt
zwellen (u zwol ) geey zwolt
zwellen (zwel ik ) zwel ik
zwellen (zwel je ) zwelse
zwellen (zwelt u ) zwelt geey
zwellen (zwol ik ) zwol ik
zwellen (zwol je ) zwolse
zwellen (zwol u ) zwolt geey
zwemmen (gezwommen ) gezwommen
zwemmen (ik zwem ) ik zwem
zwemmen (ik zwom ) ik zwom
zwemmen (jij zwemt ) dich zwems
zwemmen (jij zwom ) dich zwoms
zwemmen (u zwemt ) geey zwemt
zwemmen (u zwom ) geey zwomt
zwemmen (zwem ik ) zwem ik
zwemmen (zwem jij ) zwemse
zwemmen (zwom ik ) zwom ik
zwemmen (zwom jij ) zwomse
zwemmen (zwom u ) zwomt geey
zwenken (gezwenkt) gezwénkt
zwenken (ik zwenk ) ik zwénk
zwenken (ik zwenkte ) ik zwénkte
zwenken (jij zwenkt ) dich zwénks
zwenken (jij zwenkte ) dich zwénksde
zwenken (u zwenkt ) geey zwénkt
zwenken (u zwenkte ) geey zwénkde
zwenken (zwenk ik ) zwénk ik
zwenken (zwenk jij ) zwënkse
zwenken (zwenkt u ) zwénkt geey
zwenken (zwenkte ik ) zwénkde ik
zwenken (zwenkte jij ) zwënkdese
zwenken (zwenkte u ) zwénkde geey
zwerven (gezworven) gezwôrven
zwerven (ik zwerf ) ik zwêrf
zwerven (ik zwierf) ik zworf
zwerven (jij zwerft ) dich zwurfs
zwerven (jij zwierf) dich zworfs
zwerven (u zwerft ) geey zwerft
zwerven (u zwierf ) geey zworft
zwerven (zwerf ik ) zwerf ik
zwerven (zwerf jij) zwurfse
zwerven (zwerft u) zwerft geey
zwerven (zwierf ik) zworf ik
zwerven (zwierf jij) zworfse
zwerven (zwierf u) zworft geey
zweten (gezweet ) gezwit
zweten (ik zweet ) ik zwiêt
zweten (jij zweet ) dich zwits
zweten (Jij zweette ) dich zwidsde
zweten (u zweet ) geey zwit
zweten (zweet ik ) zwiêt ik
zweten (zweet jij ) zwitse
zweten (zweet u ) zwit geey
zweten (zweette jij ) zwitsdese
zwetsen (gezwetst ) gezwetst
zwetsen (ik zwets) ik zwets
zwetsen (ik zwetste ) ik zwetsde
zwetsen (jij zwetst ) dich zwetst
zwetsen (jij zwetste ) dich zwetsde
zwetsen (u zwetst ) geey zwetst
zwetsen (u zwetste ) geey zwetsde
zwetsen (zwets jij ) zwetsse
zwetsen (zwetst ik ) zwets ik
zwetsen (zwetst u ) zwetst geey
zwetsen (zwetste ik ) zwetsde ik
zwetsen (zwetste jij ) zwetsdese
zwetsen (zwetste u ) zwetsde geey
zweven (gezweefd ) gezweefd
zweven (ik zweef ) ik zweef
zweven (ik zweefde ) ik zweefde
zweven (jij zweefde ) dich zweefsde
zweven (jij zweeft ) dich zweefs
zweven (u zweefde ) geey zweefde
zweven (u zweeft ) geey zweeft
zweven (zweef ik ) zweef ik
zweven (zweef jij ) zweefse
zweven (zweefde ik ) zweefde ik
zweven (zweefde jij ) zweefdese
zweven (zweefde u ) zweefde geey
zweven (zweeft u ) zweeft geey
zwijgenzwiêgen
zwijgen (gezwegen ) gezwaegen
zwijgen (ik zweeg ) ik zwaeg
zwijgen (ik zwijg ) ik zwiêg
zwijgen (jij zweeg ) dich zwaegs
zwijgen (jij zwijgt ) dich zwiêgs
zwijgen (u zweeg ) geey zwaegt
zwijgen (u zwijgt ) geey zwiêgt
zwijgen (zweeg ik ) zwaeg ik
zwijgen (zweeg jij ) zwaegse
zwijgen (zweeg u ) zwaegt geey
zwijgen (zwijg ik ) zwiêg ik
zwijgen (zwijg jij ) zwiegse
zwijgen (zwijgt u ) zwiegt geey
zwoerdzwaard