Sevenums

Sevenums bevat 50 gezegden, 7064 woorden en 0 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in


7064 woorden (p.1/2)

A

aambeeldaambild
aan (als voorvoegsel ) an
aan hetant
aanhoudendaanhaojend
aannemenaannaemen
aannemen (aangenomen ) aangenômen
aannemen (ik nam aan) ik naam aan
aannemen (ik neem aan ) ik naem aan
aannemen (jij nam aan) dich nams aan
aannemen (jij neemt aan ) dich nems aan
aannemen (nam ik aan ) naam ik aan
aannemen (nam jij aan ) namse aan
aannemen (nam u aan ) namt geey aan
aannemen (neem ik aan ) naem ik aan
aannemen (neem jij aan ) nêmse aan
aannemen (u nam aan ) geey namt aan
aannemen (u neemt aan ) geey nêmt aan
aanstellenaanstéllen
aanstellen (aangesteld ) aangestéld
aanstellen (ik stel aan ) ik stël aan
aanstellen (ik stelde aan ) ik stélde aan
aanstellen (jij stelde aan ) dich stëlsde aan
aanstellen (jij stelt aan ) dich stéls aan
aanstellen (stel ik aan ) stél ik aan
aanstellen (stel jij aan ) stélse aan
aanstellen (stelde ik aan ) stëlde ik aan
aanstellen (stelde jij aan ) stéldese aan
aanstellen (stelde u aan ) stëlde geey aan
aanstellen (stelt u aan ) stélt geey aan
aanstellen (u stelde aan ) geey stélde aan
aanstellen (u stelt aan ) geey stëlt aan
aanstellerkunstemaeker
aardappelenpetatte
aardappelmesjepetattemêske
aardappelriekpetattereek
aardbeienerbaere
aardeaerd
aardedonkersakkenduuster
aardrijkskundeadrikskunde
achtâch
achtentwintigâch en twintig
achterkeukenstort
achteruitbelabullugoit
achterwerkvot
achterzakvottetes
achttienâchteen
afleggenaaflëggen
afleggen (afgelegd ) aafge lâg
afleggen (ik leg af ) ik leg aaf
afleggen (ik legde af ) ik lâg aaf
afleggen (jij legde af ) dich lâgs aaf
afleggen (jij legt af ) dich legs aaf
afleggen (legde ik af ) lâg ik aaf
afleggen (legde jij af ) lâgse aaf
afleggen (legde u af ) lâgt geej aaf
afleggen (u legde af ) geej lâgt aaf
afleggen (u legt af ) geej legt aaf
afleidenaafleyen
afleiden (afgeleid ) aafgeleyd
afleiden (ik leid af ) ik ley aaf
afleiden (jij afleidt ) dich leys aaf
afleiden (u afleidt ) geey leyt aaf
afwaswaterschottelwater
alleenallieën
alsofoffant
alstublieftasteblif
ambulancezekenauto
amperkwellek
andereangere
anderhalfangerhalf
andersangers
andersomangersum
angstigschoôw
anijsaniês
apotheekappetiêk
appelboomappeleboeêm
AppelboomgaardAppelenbôngerd
appelmoesappellemos
ArcenArce
arenaoren
armerm
armeluisermeluüs
armoedeermeuy
asbakassenbak
asbakjeassenbekske
aspergessperjes
avondaovend
azijnaek

B

baan (betrekking ) bantje
BaarloBalder
bacoengelse sleutel
bagagedrager (op fiets ) fietsendraeger
bakjebekske
bakken (bak ik ) bak ik
bakken (bak jij ) bakse
bakken (bakt u ) bakt geey
bakken (bakte jij ) beekse
bakken (bakte u ) beekt geey
bakken (ik bak ) ik bak
bakken (ik bakte ) ik beêk
bakken (jij bakt ) dich bêks
bakken (jij bakte ) dich beeks
bakken (u bakt ) geey bakt
bakken (u bakte ) geey beekt
bakkerbekker
bakkerijbekkeriê
baksteenmoorstêin
balkenbrijkerboêt
bedbedstaë
bedelaarkruuyer
bedenken (bedacht ) bedâch
bedenken (bedacht ik ) bedâch ik
bedenken (bedacht jij) bedâchse
bedenken (bedacht u ) bedâcht geey
bedenken (bedenk ik ) bedenk ik
bedenken (bedenk jij ) bedenkse
bedenken (bedenkt u ) bedenkt geey
bedenken (ik bedacht ) ik bedâch
bedenken (ik bedenk ) ik bedenk
bedenken (jij bedacht ) dich bedâchs
bedenken (jij bedenkt) dich bedenks
bedenken (u bedacht ) geey bedâcht
bedenken (u bedenkt ) geey bedenkt
bedienenbedenen
bedienen (bedien ik ) bedeen ik
bedienen (bedien jij ) bedinse
bedienen (bediend ) bedind
bedienen (bediende jij ) bedindese
bedienen (bediende u ) bedinde geey
bedienen (bedient u ) bedint geey
bedienen (ik bedien ) ik bedeen
bedienen (ik bediende ) ik bedinde
bedienen (jij bediende ) dich bedinsde
bedienen (jij bedient ) dich bedins
bedienen (u bediende ) geey bedinde
bedienen (u bedient ) geey bedint
bedragbedraag
bedragenbedraâgen
bedragen (het bedraagt ) t bedrugt
bedriegenbedregen
bedriegen (bedrieg je ) bedruugse
bedriegen (bedriegt u ) bedrigt geey
bedriegen (bedrogen ) bedrôgen
bedriegen (bedroog je ) bedroogse
bedriegen (bedroog u ) bedroogt geey
bedriegen (ik bedrieg ) ik bedreeg
bedriegen (Ik bedroog ) ik bedroôg
bedriegen (jij bedriegt ) dich bedruugs
bedriegen (jij bedroog ) dich bedroôgs
bedriegen (u bedriegt ) geey bedrigt
bedriegen (u bedroog ) geey bedroôgt
bedrijfbedriêf
bedrijvenbedriêven
bedrijven (bedreef ik ) bedraef ik
bedrijven (bedreef jij ) bedraefse
bedrijven (bedreef u ) bedraeft geey
bedrijven (bedreven ) bedraeven
bedrijven (bedrijf ik ) bediêf ik
bedrijven (bedrijf jij ) bedriêfse
bedrijven (bedrijft u ) bedriêft geey
bedrijven (ik bedreef ) ik bedraef
bedrijven (ik bedrijf ) ik bedriêf
bedrijven (jij bedreef ) dich bedraefs
bedrijven (jij bedrijft ) dich bedriêfs
bedrijven (u bedreef ) geey bedraeft
bedrijven (u bedrijft ) geey bedriêft
bedroefdbedrufd
bedrogen zijnbezekt ziën
beekbaek
beeldbild
beenbiên
beerbaer
beer (mannelijk varken ) biêr
beestbiêst
begin van werkaanwerk
beginnen (begin ik ) begin ik
beginnen (begin je ) beginse
beginnen (begint u ) begint geey
beginnen (begon ik ) begoos ik
beginnen (begon je ) begoosse
beginnen (begon u ) begoost geey
beginnen (begonnen ) begonnen
beginnen (ik begin ) ik begin
beginnen (ik begon ) ik begoos
beginnen (jij begint ) dich begins
beginnen (jij begon ) dich begoos
beginnen (u begint ) geey begint
beginnen (u begon ) geey begoost
begrafenisbegreffenis
begraven (begraaf ik ) begraaf ik
begraven (begraaf jij ) begrufse
begraven (begraaft u ) begraft geey
begraven (begroef ik ) begroôf ik
begraven (begroef jij ) begroôfse
begraven (begroef u ) begroôft geey
begraven (ik begraaf ) begraaf
begraven (ik begroef ) begroôf
begraven (jij begraaft ) dich begrufs
begraven (jij begroef ) dich begoôfs
begraven (u begraaft ) geey begraft
begraven (u begroef ) geey begroôft
behalen (behaal ik ) behaal ik
behalen (behaal jij ) behâlse
behalen (behaald ) behâld
behalen (behaalde ik) behâlde ik
behalen (behaalde jij ) behâldese
behalen (behaalde u ) behâlde geey
behalen (behaalt u) behâlt geey
behalen (ik behaal ) ik behaal
behalen (ik behaalde ) ik behâlde
behalen (jij behaalde ) dich behâlsde
behalen (jij behaalt ) dich behâls
behalen (u behaalde ) geey behâlde
behalen (u behaalt ) geey behâlt
bekennen (beken ik ) beken ik
bekennen (beken jij ) bekense
bekennen (bekend ) bekend
bekennen (bekende ik ) bekende ik
bekennen (bekende jij ) bekendese
bekennen (bekende u ) bekende geey
bekennen (bekent u ) bekent geey
bekennen (ik beken ) ik beken
bekennen (jij bekende ) dich bekensde
bekennen (jij bekent ) dich bekens
bekennen (u bekende ) geey bekende
bekennen (u bekent ) geey bekent
bekerbaeker
bekijkenbekiêken
bekijken (bekeek ik ) bekaek ik
bekijken (bekeek jij ) bekaekse
bekijken (bekeek u) bekaekt geey
bekijken (bekeken ) bekaeken
bekijken (bekijk ik ) bekiêk ik
bekijken (bekijk jij ) bekiekse
bekijken (bekijkt u) bekiekt geey
bekijken (ik bekeek ) ik bekaek
bekijken (ik bekijk) ik bekiêk
bekijken (jij bekeek ) dich bekaeks
bekijken (jij bekijkt ) dich bekieks
bekijken (u bekeek) geey bekaekt
bekijken (u bekijkt) geey bekiekt
bekvechtenstraevelen
belazerenbezeiken
belazeren (belazer ik) bezeik ik
belazeren (belazer jij ) bezékse
belazeren (belazerd ) bezékt
belazeren (belazerde ik ) bezékde ik
belazeren (belazerde jij ) bezékdese
belazeren (belazerde u ) bezékde geey
belazeren (belazert u ) bezékt geey
belazeren (ik belazer ) ik bezeik
belazeren (ik belazerde ) ik bezékde
belazeren (jij belazerde ) dich bezéksde
belazeren (jij belazert ) dich bezéks
belazeren (u belazerde ) geey bezékde
belazeren (u belazert ) geey bezékt
beleggen (belegd ) belâg
beleggen (belegde ik ) belâg ik
beleggen (belegde jij ) belâgse
beleggen (belegde u) belâgt geey
beleggen (ik beleg ) ik beleg
beleggen (ik belegde ) ik belâg
beleggen (jij belegde ) dich belâgs
beleggen (jij belegt ) dich belegs
beleggen (u belegde ) geey belâgt
beleggen (u belegt ) geey belegt
belevenbelaeven
beleven (beleef ik ) belaef ik
beleven (beleef jij ) belaefse
beleven (beleefd ) belefd
beleven (beleefde ik ) belefde ik
beleven (beleefde jij ) belefdese
beleven (beleefde u) belefde geey
beleven (beleeft u) belaeft geey
beleven (ik beleef ) ik belaef
beleven (ik beleefde ) ik belefde
beleven (jij beleefde ) dich belefsde
beleven (jij beleeft ) dich belefs
beleven (u beleefde ) geey belefde
beleven (u beleeft ) geey beleft
BelgBels
beliegenbelêgen
beliegen (belieg ik ) beleeg ik
beliegen (belieg jij ) beluugse
beliegen (beliegt u ) beligt geey
beliegen (belogen ) belôgen
beliegen (beloog ik ) beloôg ik
beliegen (beloog jij ) beloôgse
beliegen (beloog u ) beloôgt geey
beliegen (ik belieg ) ik beleeg
beliegen (ik beloog ) ik beloôg
beliegen (jij beliegt ) dich beluugs
beliegen (jij beloog ) dich beloôgs
beliegen (u beliegt ) geey beligt
beliegen (u beloog ) geey beloôgt
bellen (bel ik ) bel ik
bellen (bel je ) belse
bellen (belde ik ) belde ik
bellen (belde je ) beldese
bellen (belde u ) belde geey
bellen (belt u ) belt geey
bellen (gebeld ) gebeld
bellen (ik bel ) ik bel
bellen (ik belde ) ik belde
bellen (jij belde ) dich belsde
bellen (jij belt ) dich bels
bellen (u belde ) geey belde
bellen (u belt ) geey belt
belonenbeloênen
belonen (beloon ik ) beloên ik
belonen (beloon jij ) belônse
belonen (beloond ) belônd
belonen (beloonde ik ) belônde ik
belonen (beloonde jij ) belôndese
belonen (beloonde u ) belônde geey
belonen (beloont u ) belônt geey
belonen (ik beloon ) ik beloên
belonen (ik beloonde ) ik belônde
belonen (jij beloonde ) dich belônsde
belonen (jij beloont ) dich beloêns
belonen (u beloonde ) geey belônde
belonen (u beloont ) geey belônt
beloningbeloêning
beloven (beloof jij ) belofse
beloven (beloofd ) belofd
beloven (beloofde jij ) belofdese
beloven (beloofde u ) belofde geey
beloven (belooft u ) beloft geey
beloven (ik beloof ) ik beloôf
beloven (Ik beloofde ) ik belofde
beloven (jij beloofde ) dich belofsde
beloven (jij belooft ) dich belofs
beloven (u beloofde ) geey belofde
beloven (u belooft ) geey beloft
bemoeienbemôyen
bemoeien (bemoei ik ) bemoôy ik
bemoeien (bemoei jij ) bemôyse
bemoeien (bemoeid ) bemôyd
bemoeien (bemoeide ik ) bemôyde ik
bemoeien (bemoeide jij ) bemôydese
bemoeien (bemoeide u ) bemôyde geey
bemoeien (bemoeit u ) bemôyt geey
bemoeien (ik bemoei ) ik bemooy
bemoeien (ik bemoeide ) ik bemôyde
bemoeien (jij bemoeide ) dich bemôysde
bemoeien (jij bemoeit ) dich bemooys
bemoeien (u bemoeide ) geey bemôyde
bemoeien (u bemoeit ) geey bemooyt
benieuwenbenieyen
benieuwen (benieuwd ) benieyd
bepalen (bepaal ik ) bepaal ik
bepalen (bepaal jij ) bepâlse
bepalen (bepaald ) bepâld
bepalen (bepaalde ik) bepâlde ik
bepalen (bepaalde jij ) bepâldese
bepalen (bepaalde u ) bepâlde geey
bepalen (bepaalt u) bepâlt geey
bepalen (ik bepaal ) ik bepaal
bepalen (ik bepaalde ) ik bepâlde
bepalen (jij bepaalde ) dich bepâlsde
bepalen (jij bepaalt ) dich bepâls
bepalen (u bepaalde ) geey bepâlde
bepalen (u bepaalt ) geey bepâlt
beramen (beraam ik ) beraam ik
beramen (beraam je ) beramse
beramen (beraamd ) beramd
beramen (beraamde jij ) beramdese dich
beramen (beraamde u ) beramde geey
beramen (beraamt u? ) beramt geey
beramen (ik beraam ) ik beraam
beramen (ik beraamde ) ik beramde
beramen (jij beraamde ) dich beramsde
beramen (jij beraamt ) dich berams
beramen (u beraamde ) geey beramde
beramen (u beraamt ) geey beramt
bergen (berg ik ) berg ik
bergen (berg jij ) burgse
bergen (bergt u ) bergt geey
bergen (borg ik ) borg ik
bergen (borg jij ) borgse
bergen (borg u ) borgt geey
bergen (geborgen ) geborgen
bergen (ik berg ) ik berg
bergen (ik borg ) ik borg
bergen (jij bergt ) dich burgs
bergen (jij borg ) dich borgs
bergen (u bergt ) geey bergt
bergen (u borg ) geey borgt
BeringenBeringe
beroep (doen op ) beroop
beroertebeslaag
bestedenbestaeyen
besteden (besteed ) bestaeyd
besteden (besteed jij ) bestaeyse
besteden (Besteedde jij ) bestaeydese
besteden (besteedde u ) bestaeyde geey
besteden (besteedt u ) bestaeyt geey
besteden (ik besteed ) ik bestaey
besteden (ik besteedde ) ik bestaeyde
besteden (jij besteedde ) dich bestaeydes
besteden (jij besteedt ) dich bestaeys
besteden (u besteedt ) geey bestaeyt
betalen (betaal ik ) betaal ik
betalen (betaal jij ) betâlse
betalen (betaald ) betâld
betalen (betaalde ik) betâlde ik
betalen (betaalde jij ) betâldese
betalen (betaalde u ) betâlde geey
betalen (betaalt u) betâlt geey
betalen (ik betaal ) ik betaal
betalen (ik betaalde ) ik betâlde
betalen (jij betaalde ) dich betâlsde
betalen (jij betaalt ) dich betâls
betalen (u betaalde ) geey betâlde
betalen (u betaalt ) geey betâlt
betredenbetraeyen
betreden (betrad jij ) betrooysse
betreden (betrad u ) betrooyt geey
betreden (betreden ) betraeyen
betreden (betreed jij ) betrooy
betreden (betreedt u ) betret geey
betreden (ik betrad ) ik betrooy
betreden (ik betreed ) ik betraey
betreden (jij betrad ) dich betrooys
betreden (jij betreedt ) dich betruts
betreden (u betreedt ) geey betret
bevenrazelen
beven (beef ik ) razel ik
beven (beef jij ) razelse
beven (beefde ik ) razelde ik
beven (beefde jij ) razeldese
beven (beefde u ) razelde geey
beven (beeft u ) razelt geey
beven (gebeefd ) gerazeld
beven (ik beef ) ik razel
beven (ik beefde ) ik razelde
beven (jij beefde ) dich razelsde
beven (jij beeft ) dich razels
beven (u beefde ) geey razelde
beven (u beeft ) geey razelt
bevriezenbevrezen
bevriezen (bevries ik ) bevrees ik
bevriezen (bevries je ) bevruusse
bevriezen (bevroor je ) bevroorse
bevriezen (bevroor u ) bevroort geey
bevriezen (bevroren ) bevrôren
bevriezen (ik bevries ) ik bevrees
bevriezen (ik bevroor ) ik bevroor
bevriezen (jij bevriest ) dich bevruus
bevriezen (jij bevroor ) dich bevroors
bevriezen (u bevriest ) geey bevrist
bevriezen (u bevroor ) geey bevroort
bewegenbewaegen
bewegen (beweeg ik ) bewaeg ik
bewegen (beweeg jij ) bewugse
bewegen (beweegt u ) bewegt geey
bewegen (bewogen ) bewôgen
bewegen (bewoog ik ) bewoôg ik
bewegen (bewoog jij ) bewoôgse
bewegen (bewoog u ) bewoôgt geey
bewegen (ik beweeg ) ik bewaeg
bewegen (ik bewoog ) ik bewoôg
bewegen (jij beweegt ) dich bewugs
bewegen (jij bewoog ) dich bewoôgs
bewegen (u beweegt ) geey bewegt
bewegen (u bewoog ) geey bewoôgt
bezembessem
bezemsteelbessemstael
bezinnen (bezin ik ) bezin ik
bezinnen (bezin jij ) bezinse
bezinnen (bezint u ) bezint geey
bezinnen (bezon ik ) bezôn ik
bezinnen (bezon jij ) bezônse
bezinnen (bezon u ) bezônt geey
bezinnen (bezonnen ) bezônnen
bezinnen (ik bezin ) ik bezin
bezinnen (ik bezon ) ik bezôn
bezinnen (jij bezint ) dich bezins
bezinnen (jij bezon ) dich bezôns
bezinnen (u bezint ) geey bezint
bezinnen (u bezon ) geey bezônt
bezitten (bezat ik ) bezaât ik
bezitten (bezat jij ) bezatse
bezitten (bezat u ) bezat geey
bezitten (bezeten ) bezaeten
bezitten (bezit ik ) bezit ik
bezitten (bezit jij ) bezatse
bezitten (bezit u ) bezit geey
bezitten (ik bezat ) ik bezaât
bezitten (ik bezit ) ik bezit
bezitten (jij bezat ) dich bezats
bezitten (jij bezit ) dich bezits
bezitten (u bezat ) gee bezaat
bezwijkenbezwiêken
bezwijken (bezweek ik ) bezwaek ik
bezwijken (bezweek jij ) bezwaekse
bezwijken (bezweek u) bezwaekt geey
bezwijken (bezweken ) bezwaeken
bezwijken (bezwijk ik ) bezwiêk ik
bezwijken (bezwijk jij ) bezwiekse
bezwijken (bezwijkt u) bezwiekt geey
bezwijken (ik bezweek ) ik bezwaek
bezwijken (ik bezwijk) ik bezwiêk
bezwijken (jij bezweek ) dich bezwaeks
bezwijken (jij bezwijkt ) dich bezwieks
bezwijken (u bezweek) geey bezwaekt
bezwijken (u bezwijkt) geey bezwiekt
biechtstoelbiechstool
bierbêêr
biervatbeervaât
bietenvoorkroêten
bietenloofkroêteköp
biggen van 15 á 20 kgbaggen
biggenhandelaarbaggekel
biggenkooibaggekuuy
biggetjeskierkes
bijbeej
bijtenbiêten
bijten (beet ik ) baet ik
bijten (beet jij ) baetse
bijten (beet u ) baet geey
bijten (bijt ik ) biêt ik
bijten (bijt jij ) bietse
bijten (bijt u ) biet geey
bijten (gebeten ) gebaeten
bijten (ik beet ) ik baet
bijten (ik bijt ) ik biêt
bijten (jij beet ) dich baets
bijten (jij bijt ) dich biets
bijten (u beet ) geey baet
bijten (u bijt ) geey biet
bindenbingen
binden (bind ik ) bing ik
binden (bind jij ) bingse
binden (bindt u ) bongt geey
binden (bond ik ) bong ik
binden (bond jij ) bongse
binden (bond u ) bongt geey
binden (gebonden ) gebongen
binden (ik bind ) ik bing
binden (ik bond ) ik bong
binden (jij bindt ) dich bings
binden (jij bond ) dich bongs
binden (u bindt ) geey bingt
binden (u bond ) geey bongt
binnenzakbinnetés
blaadjebledje
blaarbloar
bladblaad
bladerdeegbledderdeig
bladeren (blader jij ) blaayse
bladeren (bladerde jij ) blaaydese
bladeren (bladerde u ) blaayde geey
bladeren (bladert u ) blaayt geey
bladeren (gebladerd ) geblaayd
bladeren (ik blader ) ik blaay
bladeren (ik bladerde ) ik blaayde
bladeren (jij bladerde ) dich blaaysde
bladeren (jij bladert ) dich blaays
bladeren (Meervoud blad ) blaar
bladeren (u bladerde ) geey blaayde
bladeren (u bladert ) geey blaayt
bladeren (werkwoord) blaayen
blazenbloazen
blazen (blies u ) bloost geey
blazen (blaas ik ) bloas ik
blazen (blaas je ) blusse
blazen (blaast u ) blast geey
blazen (blies jij ) bloosse
blazen (blies u ) bloost geey
blazen (geblazen ) gebloazen
blazen (ik blaas ) ik bloas
blazen (ik blies ) ik bloos
blazen (jij blaast ) dich blus
blazen (jij blies ) dich bloos
blazen (u blaast ) geey blast
blazen (u blies ) gey bloost
bleek (Sip ) bleik
BlerickBlirrik
blijbliê
blijkenbliêken
blijken (bleek ik ) blaek ik
blijken (bleek jij ) blaekse
blijken (bleek u ) blaekt geey
blijken (blijk ik ) bliêk ik
blijken (blijk jij ) bliekse
blijken (blijkt u ) bliekt geey
blijken (gebleken ) geblaeken
blijken (ik bleek ) ik blaek
blijken (ik blijk ) ik bliêk
blijken (jij bleek ) dich blaeks
blijken (jij blijkt ) dich blieks
blijken (u bleek ) geey blaekt
blijken (u blijkt ) geey bliekt
blijvenblIeven
blijven (bleef ik) blaef ik
blijven (bleef jij) blaefse
blijven (bleef u ) blaeft geey
blijven (blijf ik) bliêf ik
blijven (blijf jij) bliefse
blijven (blijft u ) blieft geey
blijven (gebleven ) geblaeven
blijven (ik bleef ) ik blaef
blijven (ik blijf ) ik bliêf
blijven (jij bleef ) dich blaefs
blijven (jij blijft ) dich bliefs
blijven (u bleef ) geey blaeft
blijven (u blijft ) geey blieft
blikken (blik ik ) blik ik
blikken (blik jij ) blikse
blikken (blikt u ) blikt geey
blikken (blikte ik ) blikde ik
blikken (blikte jij ) blikdese
blikken (blikte u ) blikde geey
blikken (geblikt ) geblikt
blikken (ik blik ) ik blik
blikken (ik blikte ) ik blikde
blikken (jij blikt ) dich bliks
blikken (jij blikte ) dich bliksde
blikken (u blikt ) geey blikt
blikken (u blikte ) geey blikde
bliksemwaerleêch
blindblink
blindeblingde
blinken (blink ik ) blink ik
blinken (blinkt u ) blinkt geey
blinken (blonk ik ) blonk ik
blinken (blonk jij ) blonkse
blinken (blonk u ) blonkt geey
blinken (ik blink ) ik blink
blinken (ik blonk ) ik blonk
blinken (jij blinkt ) dich blinks
blinken (jij blonk ) dich blonks
blinken (u blinkt ) geey blinkt
blinken (u blonk ) geey blonkt
BlitterswijckBlitterswiêk
bloedblood
bloedenbloyen
bloeden (bloed ik ) blooy ik
bloeden (bloed jij ) blôdse
bloeden (bloedt u ) blôdt geey
bloeden (gebloed ) geblôd
bloeden (ik bloed) ik blooy
bloeden (jij bloedde ) dich blôdsde
bloeden (jij bloedt) dich blôds
bloeden (u bloedt ) geey blôdt
bloeienbluyen
bloeien (bloei ik ) blûy ik
bloeien (bloei jij ) blûyse
bloeien (bloeide ik ) blûyde ik
bloeien (bloeide jij ) blûysdese
bloeien (bloeide u ) blûyde geey
bloeien (bloeit het) blûyt `t
bloeien (gebloeid ) geblûyd
bloeien (het bloeide ) t blûyde
bloeien (ik bloei ) ik blûy
bloeien (ik bloeide ) ik blûyde
bloeien (jij bloeit ) dich blûys
bloeien (u bloeit ) geey blûyt
bloembloom
bloemenblome
bloemkoolblomkoêl
blootnaks
blootleggenbloêtleggen
blozen (bloos ik ) bloos ik
blozen (bloos jij ) bloosse
blozen (bloosde ik ) bloosdese
blozen (bloosde jij ) bloosde ik
blozen (bloosde u ) bloosde u
blozen (bloost u ) bloost geey
blozen (gebloosd ) gebloosd
blozen (ik bloos ) ik bloos
blozen (ik bloosde) ik bloosde
blozen (jij bloosde ) dich bloosde
blozen (jij bloost ) dich blooss
blozen (u bloosde) geey bloosde
blozen (u bloost ) geey bloost
blussen (blus ik ) blus ik
blussen (blus jij ) bleûsse
blussen (blust u ) bleûst geey
blussen (bluste ik ) bleûsde ik
blussen (bluste jij) bleûsdese
blussen (bluste u ) bleûsde geey
blussen (geblust ) gebleûst
blussen (ik blus ) ik blus
blussen (ik bluste ) ik bleûsde
blussen (jij blust ) dich bleûss )
blussen (jij bluste) dich bleûsde
blussen (u blust ) geey bleûst
blussen (u bluste) geey bleûsde
boeien (boei ik ) boei ik
boeien (boei jij ) boeise
boeien (boeide ik ) boeide ik
boeien (boeide jij ) boeidese
boeien (boeide u ) boeide geey
boeien (boeit u ) boeyt geey
boeien (geboeid ) geboeid
boeien (ik boei ) ik boei
boeien (ik boeide ) ik boeide
boeien (jij boeide ) dich boeisde
boeien (jij boeit ) dich boeis
boeien (u boeide ) geey boeide
boeien (u boeit ) geey boeit
boekenbooken
boeken (boek ik ) book ik
boeken (boek jij ) bôkse
boeken (boekt u ) bôkt geey
boeken (boekte ik ) bôkde ik
boeken (boekte jij ) bôksdese
boeken (boekte u ) bôkde geey
boeken (geboekt ) gebôkt
boeken (ik boek ) ik book
boeken (ik boekte ) Ik bôkde
boeken (jij boekt ) dich bôks
boeken (jij boekte ) dich bôksde
boeken (u boekt ) geey bôkt
boeken (u boekte ) geey bôkde
BoekendBoôkend
boekhoudenbookhoayen
boekhouderbookhoayer
boekweitbokes
boekweitkoekbokeskook
boerbôôr
boerenboôren
boeren (boer ik ) boôr ik
boeren (boer jij ) boôrse
boeren (boerde ik ) boôrde ik
boeren (boerde jij ) boôrdese
boeren (boerde u ) boôrde geey
boeren (boert u ) boôrt geey
boeren (geboerd) geboôrd
boeren (ik boer ) ik boôr
boeren (ik boerde ) ik boôrde
boeren (jij boerde ) dich boôrsde
boeren (jij boert) dich boôrs
boeren (u boerde ) geey boôrde
boeren (u boert) geey boôrt
boerenkoolbooremos
boerenmeidbooremagd
boerinbôrin
boeten (boet ik ) boet ik
boeten (boet jij ) boetse
boeten (boet u ) boet geey
boeten (boette jij ) boedsdese
boeten (boette u ) boedde geey
boeten (geboet ) geboet
boeten (ik boet ) ik boet
boeten (ik boette ) ik boedde
boeten (jij boet) dich boets
boeten (jij boette ) dich boetsde
boeten (u boet ) geet boet
boeten (u boette ) geey boedde
bokgeitenboek
boksenboeksen
boksen (boks ik ) boeks ik
boksen (boks jij ) boeks dich
boksen (bokst u ) boekst geey
boksen (bokste ik ) boeksde ik
boksen (bokste jij ) boeksdese
boksen (bokste u ) boeksde geey
boksen (gebokst ) geboekst
boksen (ik boks ) ik boeks
boksen (ik bokste ) ik boeksde
boksen (jij bokst ) dich boekst
boksen (jij bokste ) dich boeksdes
boksen (u bokst ) geey boekst
boksen (u bokste ) geey boeksde
bomenbuuëm
bonenboênen
bonensoepbôenesoep
boomboëm
boomstronkpoest
bordtelder
bord (om van te eten) telder
borenboôren
boren (boor ik ) boôr ik
boren (boor jij ) boôrse
boren (boorde ik ) boôrde ik
boren (boorde jij ) boôrdese
boren (boorde u ) boôrde geey
boren (boort u ) boôrt geey
boren (geboord ) geboôrd
boren (ik boor ) ik boôr
boren (ik boorde ) ik boôrde
boren (jij boorde ) dich boôrsde
boren (jij boort ) dich boôrs
boren (u boorde ) geey boôrde
boren (u boort ) geey boôrt
borstelen (borstel ik ) bôrstel ik
borstelen (borstel jij ) bôrstelse
borstelen (borstelde ik ) bôrstelde ik
borstelen (borstelde jij ) bôrsteldese
borstelen (borstelde u ) bôrstelde geey
borstelen (borstelt u ) bôrstelt geey
borstelen (geborsteld ) gebôrsteld
borstelen (ik borstel ) ik bôrstel
borstelen (ik borstelde ) ik bôrstelde
borstelen (jij borstelde ) dich bôrstelsde
borstelen (jij borstelt ) dich bôrstels
borstelen (u borstelde ) geey bôrstelde
borstelen (u borstelt ) geey bôrstelt
bossenbös
bot (bv heup ) knoôk
boterbotter
boterhammenbôttramme
botervlaaibôtterflaai
botervlootjebôtterpötje
botsautoboetsauto
botsenboetsen
botsen (bots ik ) boets ik
botsen (bots jij ) boetsse
botsen (botst u ) boetst geey
botsen (botste ik ) boetsde ik
botsen (botste jij ) boetsdese
botsen (botste u ) boetsde geey
botsen (gebotst ) geboetst
botsen (ik bots ) ik boets
botsen (ik botste) ik boetsde
botsen (jij botst) dich boetst
botsen (jij botste) dich boetsde
botsen (u botst ) geey boetst
botsen (u botste ) geey boetsde
bottenkneûk
bouwen (bouw ik ) bouw ik
bouwen (bouw jij ) bouwse
bouwen (bouwde jij ) bouwdese
bouwen (bouwde u ) bouwde geey
bouwen (bouwt u ) bouwt geey
bouwen (gebouwd ) gebouwd
bouwen (ik bouw ) ik bouw
bouwen (ik bouwde ) bouwde
bouwen (jij bouwde ) dich bouwsde
bouwen (jij bouwt ) dich bouws
bouwen (u bouwde ) geey bouwde
bouwen (u bouwt ) geey bouwt
bovenarmbouvenerm
bovenbeenbouvenbiên
bovenkaakbouvenkaak
bovenstebuiveste
bradenbraoyen
braden (braad ik ) braoy ik
braden (braad jij ) brutse
braden (braadde ik ) brooy ik
braden (braadde jij ) brooyse
braden (braadde u ) brooyt geey
braden (braadt u ) bradt geey
braden (gebraden ) gebraoyen
braden (ik braad ) ik braoy
braden (ik braadde ) ik brooy
braden (jij braadde ) dich brooys
braden (jij braadt ) dich bruts
braden (u braadde ) geey brooyt
braden (u braadt ) geey bradt
brakenspeêyen
braken (braak ik ) speey ik
braken (braak jij ) speeyse
braken (braakt u ) speeyt geey
braken (braakte ik ) speeyde ik
braken (braakte jij ) speeydese
braken (braakte u ) speeyde geey
braken (gebraakt ) gespeeyd
braken (ik braak ) ik speey
braken (ik braakte ) ik speeyde
braken (jij braakt ) dich speeys
braken (jij braakte ) dich speeysde
braken (u braakte ) geey speeyde
bramenbrombaere / brampele
brandbrank
brandblussenbrankblussen
branden (brandde ik ) brandde ik
branden (brand ik ) brand ik
branden (brand jij ) brandse
branden (brandde ik ) brandde ik
branden (brandde jij ) brandese
branden (brandde u ) brandde geey
branden (brandt u ) brandt geey
branden (gebrand ) gebrand
branden (ik brand ) ik brand
branden (ik brandde ) ik brandde
branden (jij brandde ) dich bransde
branden (jij brandt ) dich brands
branden (u brandde ) geey brandde
branden (u brandt ) geey brandt
brandmuurbrankmoor
brandweerbrankwaer
brasserzaatvraeter
bredebriêye
breedbriêd
breedstebridsete
breien (brei ik ) brei ik
breien (brei jij ) breise
breien (breide ik ) breide ik
breien (breide jij ) breidese
breien (breide u ) breide geey
breien (breit u ) breit geey
breien (gebreid ) gebreid
breien (ik brei ) ik brei
breien (ik breide) ik breide
breien (jij breide ) dich breisde
breien (jij breit ) dich breis
breien (u breide ) geey breide
breien (u breit ) geey breit
breinaaldenbreinalden
brekenbraeken
breken (brak ik ) braak ik
breken (brak jij ) brakse
breken (brak u ) brakt geey
breken (breek ik ) braek ik
breken (breek jij ) brikse
breken (breekt u ) brikt geey
breken (gebroken ) gebrôken
breken (ik brak ) ik braak
breken (ik breek ) ik braek
breken (jij brak ) dich braks
breken (jij breekt ) dich briks
breken (u brak ) geey brakt
breken (u breekt ) geey brekt
bretelslitsen
briefbreef
briefjesbrifkes
briefopenerbreefeupener
brievenbreven
briletuibrilletes
broed (in champignonteelt ) broed
broekboks
BroekhuizenBroôkeze
BroekhuizenvorstBroôkezevôrs
broekzakboksetes
broerbroor
broersbreurs
broertjebreurke
brood (rozijnen ) pruumkeswek
brood (wit ) witte wek
brood (zwartbrood) broêd
brouwen (brouwde ik ) brouwde ik
brouwen (brouwde jij ) brouwdese
brouwen (brouwde u ) brouwde geey
brouwen (gebrouwd ) gebrouwd
brouwen (ik brouw ) ik brouw
brouwen (ik brouwde ) ik brouwde
brouwen (jij brouwde ) dich brouwsde
brouwen (jij brouwt ) dich brouws
brouwen (u brouwde ) geey brouwde
brouwen (u brouwt ) geey brouwt
bruidbrôêd
bruidsjurkbroedskliêd
bruidsmeisjebroedsmegje
bruiloftbroelef
bruinbroên
brullen (brul ik ) brul ik
brullen (brul jij) brulse
brullen (brulde ik ) brulde ik
brullen (brulde jij) bruldese
brullen (brulde u ) brulde geey
brullen (brult u ) brult geey
brullen (gebruld ) gebruld
brullen (ik brul ) ik brul
brullen (ik brulde ) ik brulde
brullen (jij brulde ) dich brulsde
brullen (jij brult ) dich bruls
brullen (u brulde ) geey brulde
brullen (u brult) geey brult
bui (regen o.i.d. ) schoor
bui (stemming ) buûy
buigenbuûgen
buigen (boog ik ) boôg ik
buigen (boog jij ) boôgse
buigen (boog u ) boôgt geey
buigen (buig ik ) buûg ik
buigen (buig jij ) bugse
buigen (buigt u ) bugt geey
buigen (gebogen ) gebôgen
buigen (ik boog ) ik boôg
buigen (ik buig ) ik buûg
buigen (jij boog ) dich boôgs
buigen (jij buigt ) dich bugs
buigen (u boog ) geey boôgt
buigen (u buigt ) geey bugt
buikboêk
buikpens
buikdanseresboêkdanseres
buikpijnboekpiên
buiksprekenboêkspraeken
buiksprekerboêkspraeker
buitenboêten
buiten bewustzijnverduseld
buizenbuzen
bukken (buk ik ) buk ik
bukken (buk jij ) bukse
bukken (bukt u ) bukt geey
bukken (bukte ik ) bukde ik
bukken (bukte jij ) bukdese
bukken (bukte u ) bukde geey
bukken (gebukt ) gebukt
bukken (ik buk ) ik buk
bukken (ik bukte ) ik bukde
bukken (jij bukt ) dich buks
bukken (jij bukte ) dich buksde
bukken (u bukt ) geey bukt
bukken (u bukte ) geey bukde
bultbuts
bunderboender
burennaobere
burenplichtnoaberpleech
burgemeesterburgemeister
buurvrouwnoabervrouw

C

caramelskermels
carbonadekarmenaay
carnavalvasteaovend
CastenrayCastele
claxonnerentôêten
collectezakjeklingerbuûl

D

daargindsdoaguns
daasvliegdaes
dadelijkdalik
dakdaak
dansen (dans jij ) dânse
dansen (danst u ) dânst geey
dansen (danste ik ) dânsde ik
dansen (danste jij ) dânsdese
dansen (danste u) dânsde geey
dansen (gedanst ) gedânst
dansen (ik dans ) ik dâns
dansen (ik danste ) ik dânsde
dansen (jij danst ) dich dânst
dansen (jij danste ) dich dânsde
dansen (u danst ) geey dânst
dansen (u danste ) geey dânsde
dansfeestje bij iemand thuistoedem
darmenderm
De afwas doenschottele wassen
de groeten doende komplemente doon
De helfthalf zoveul
de schootde slup
de tuindun hoôf
Decemberdezember
deegdeig
delendeilen
delen (deelt u ) deilt geey
delen (deel jij ) deilse
delen (deelde jij ) deildese
delen (deelde u ) deilde geey
delen (deelt u ) deilt geey
delen (gedeeld ) gedeild
delen (ik deel ) ik deil
delen (ik deelde ) ik deilde
delen (jij deelde ) dich deilsde
delen (jij deelt ) dich deils
delen (u deelde ) geey deilde
delen (u deelt ) geey deilt
denken (dacht ik ) däch ik
denken (dacht jij ) dâchse
denken (dacht u ) dâch geey
denken (denk ik ) dénk ik
denken (denk jij ) dénkse
denken (denkt u ) dénkt geey
denken (gedacht ) gedâch
denken (ik dacht ) ik dâch
denken (ik denk ) ik dénk
denken (jij dacht ) dich dâchs
denken (jij denkt ) dich dénks
denken (u dacht ) geey dâcht
denken (u denkt ) geey dénkt
dertiendarteen
dertigdartig
deugendoêgen
deugen (deug ik ) doêg ik
deugen (deug jij ) doêgse
deugen (deugde ik ) doêgde ik
deugen (deugde jij ) doêgdese
deugen (deugde u ) doêgde geey
deugen (deugt u ) doêgt geey
deugen (gedeugd ) gedoêgd
deugen (ik deug ) ik doêg
deugen (ik deugde) ik doêgde
deugen (jij deugde ) dich doêgsde
deugen (jij deugt ) dich doêgs
deugen (u deugde ) geey doêgde
deugen (u deugt ) geey doêgt
deukdumpel
deurknipschaaike of schuufke
DeurneDeûrse
diarree hebbenan de loêperie zien
dichttoe
dichtbijvâstbeey
dichterbijkorterbeej
dichterbijkorterbeey
diedin
diefdeef
dienstmeidmagd
diepdeep
dierdeêr
dierenartsviëarts
dikdiek
dikkedieke
dikwijlsduk
DinsdagDaezig
dinsdagavonddaezigaovund
dinsdagochtenddaezigmergen
dinsdagsdaezigs
direct (spoedig ) Dalik
dobbelsteendobbelstein
dochtertjedeuchterke
doekdook
doekendeuk
doekjedukske
doendoon
doen (deed jij ) deeyse
doen (deed u ) deeyt geey
doen (gedaan ) gedoan
doen (ik deed ) ik deey
doen (Ik doe ) ik doy
doen (jij deed ) dich dits
doen (jij doet ) dich dus
doen (U deed ) geey did
doen (U doet ) geey dot
dommerikzwaeloêr
DonderdagDonderdig
donderdagavonddonderdigaovund
donderdagochtenddonderdigmergen
donderdagsdonderdigs
donderen (bij onweer ) hommelen
donkerduuster
dooddoêd
doodgraverdoeyegraever
doodskistdodskeêst
doofdôêf
dooienduuyen
dooien (dooide) dudde
dooien (dooit het ) dut ut
door de weekswerkendags
doorborendorboôren
doorboren (doorboor ik ) dorboôr ik
doorboren (doorboor jij ) dorboôrse
doorboren (doorboord ) dorboôrd
doorboren (doorboorde ik ) dorboôrde ik
doorboren (doorboorde jij ) dorboôrdese
doorboren (doorboorde u ) dorboôrde geey
doorboren (doorboort u ) dorboôrt geey
doorboren (ik doorboor ) ik dorboôr
doorboren (ik doorboorde ) ik dorboôrde
doorboren (jij doorboorde ) dich dorboôrsde
doorboren (jij doorboort ) dich dorboôrs
doorboren (u doorboorde ) geey dorboôrde
doorboren (u doorboort ) geey dorboôrt
doordeweekse dagwerkendaag
doosdoês
doosjeduske
dopenduûpen
dopen (doop ik ) duûp ik
dopen (doop jij ) dupse
dopen (doopt u ) dupt geey
dopen (doopte ik ) dupde ik
dopen (doopte jij ) dupdese
dopen (doopte u ) dupde geey
dopen (gedoopt) gedupt
dopen (ik doop ) ik duûp
dopen (ik doopte ) ik dupde
dopen (jij doopt ) dich dups
dopen (jij doopte ) dich dupsde
dopen (u doopt ) geey dupt
dopen (u doopte ) geey dupde
dorpderp
dovenoêtmaken
doven (doof ik ) maak ik oêt
doven (doof jij ) maksde oêt
doven (doofde ik ) makde ik oêt
doven (doofde jij ) maksdese oêt
doven (doofde u ) makde geey oêt
doven (doofden wij ) maksden weey oêt
doven (dooft u ) makt geey oêt
doven (gedoofd ) oêtgemakt
doven (ik doof ) ik maak oêt
doven (ik doofde ) ik makde oêt
doven (jij doofde ) dich maksde oêt
doven (jij dooft ) dich maks oêt
doven (u doofde ) geey makde oêt
doven (U dooft ) geey makt oêt
dozendoêzen
draaiendreyen
draaien (draai ik ) drey ik
draaien (draai jij ) dreyse
draaien (draaide ik ) dreyde ik
draaien (draaide jij ) dreydese
draaien (draaide u ) dreyde geey
draaien (draaide u) dreyde geey
draaien (draait u ) dreyt geey
draaien (gedraaid ) gedreyd
draaien (ik draai ) ik drey
draaien (ik draaide ) ik dreyde
draaien (jij draaide ) dich dreysde
draaien (jij draait ) dich dreys
draaien (u draaide ) geey dreyde
draaien (u draait ) geey dreyt
draaimolenperdjespeul
dragen (draag ik ) draâg ik
dragen (draag jij ) drugse
dragen (draagt u ) dragt geey
dragen (droeg ik ) droog ik
dragen (droeg jij ) droogse
dragen (droeg u ) droogt geey
dragen (gedragen ) gedragen
dragen (ik draag ) ik draâg
dragen (ik droeg ) ik droog
dragen (jij draagt ) dich drugs
dragen (jij droeg ) dich droogs
dragen (u draagt ) feey dragt
dragen (u droeg ) geey droogt
driedrei
drieëndertigdrei en dartig
drieëndertig areunne mergen
drieëntwintigdrei en twintig
drijvendriêven
drijven (dreef ik ) draef ik
drijven (dreef jij ) draefse
drijven (dreef u ) draeft geey
drijven (drijf ik ) driêf ik
drijven (drijf jij ) driefse
drijven (drijft u ) drieft geey
drijven (gedreven ) gedraeven
drijven (ik dreef ) ik draef
drijven (ik drijf ) ik driêf
drijven (jij dreef ) dich draefs
drijven (jij drijft ) dich driefs
drijven (u dreef ) geey draeft
drijven (u drijft ) geey drieft
drinken (drink je ) drînkse
drinken (drinkt u ) drînkt geey
drinken (dronk je ) drônkse
drinken (dronk u ) drônk geey
drinken (gedronken ) gedrônken
drinken (ik drink ) ik drînk
drinken (ik dronk ) ik drônk
drinken (jij drinkt ) dich drînks
drinken (jij dronk ) dich drônks
drinken (u drinkt ) geey drînkt
drinken (u dronk ) geey drônk
drinkglasdrinkglaas
drinkkannentötjes
drogendrûgen
drogendruûgen
drogen (droog ik ) druûg ik
drogen (droog jij ) drugse
drogen (droog jij ) drögse
drogen (droogde ik ) druûg ik
drogen (droogde jij ) drugdese
drogen (droogde jij ) drögsdese
drogen (droogde u ) drugt geey
drogen (droogde u ) drögde geey
drogen (droogt u ) drugde geey
drogen (droogt u ) drögt geey
drogen (gedroogd ) gedrugd
drogen (gedroogd ) gedrögd
drogen (ik droog ) ik druûg
drogen (ik droogde ) ik drugde
drogen (Ik droogde ) ik drögde
drogen (jij droogde ) dich drugsde
drogen (jij droogde ) dich drögsde
drogen (jij droogt ) dich drugs
drogen (jij droogt ) dich drögs
drogen (u droogde ) geey drugde
drogen (u droogde ) geey drögde
drogen (u droogt ) geey drugt
drogen (u droogt ) geey drögt
dromendroêmen
dromen (droom ik ) droêm ik
dromen (droom jij ) drômse
dromen (droomde ik ) drômde ik
dromen (droomde jij ) drômdese
dromen (droomde u ) drômde geey
dromen (droomt u ) drômt geey
dromen (gedroomd ) gedrômd
dromen (ik droom ) ik droêm
dromen (ik droomde ) ik drômde
dromen (jij droomde ) dich drômsde
dromen (jij droomt ) dich drôms
dromen (u droomde ) geey drômde
dromen (u droomt ) geey drômt
dronkenzat
droogdruûg
droppaek
dropkatjepaekketje
druipendruûpen
druipen (droop jij ) droôpse
druipen (droop u ) droôpt geey
druipen (druip jij ) druupse
druipen (druipt u ) druupt geey
druipen (gedropen ) gedrôpen
druipen (ik droop ) droôp
druipen (ik druip ) druûp
druipen (jij droop ) dich droôps
druipen (jij druipt ) dich druups
druipen (u droop ) geey droôpt
druipen (u druipt ) geey druupt
druipnatzeiknaat
druivendroêven
drukken (druk ik ) druk ik
drukken (druk jij ) drukse
drukken (drukt u ) drukt geey
drukken (drukte ik ) drukde ik
drukken (drukte jij ) drukdese
drukken (drukte u ) drukde geey
drukken (gedrukt ) gedrukt
drukken (ik druk ) ik druk
drukken (ik drukte ) ik drukde
drukken (jij drukt ) dich druks
drukken (jij drukte ) dich druksde
drukken (u drukt ) geey drukt
drukken (u drukte ) geey drukde
drummertromslaeger
duidelijkdudeluk
duifdoêf
duimdoêm
duimendoêmen
duimen (duim jij ) doemse
duimen (duimde ik ) doemde ik
duimen (duimde jij ) doemdese
duimen (duimde u ) doemde geey
duimen (geduimd ) gedoemd
duimen (ik duim ) ik doêm
duimen (ik duimde ) ik doemde
duimen (jij duimde ) dich doemsde
duimen (jij duimt ) dich doems
duimen (u duimde ) geey doemde
duimen (u duimt ) geey doemt
duivelduûvel
duizenddoezend
durven (durf ik ) durf ik
durven (durf jij ) dûrfse
durven (durfde ik ) dûrfde ik
durven (durfde jij ) dûrfdese
durven (durfde u ) dûrfde geey
durven (durft u ) dûrft geey
durven (gedurfd ) gedûrfd
durven (ik durf ) ik dûrf
durven (ik durfde ) ik dûrfde
durven (jij durfde ) dich dûrfsde
durven (jij durft ) dich dûrfs
durven (u durfde ) geey dûrfde
durven (u durft ) geey dûrft
duurdeür
duwendoewen
duwen (duw ik ) doew ik
duwen (duw jij ) doewse
duwen (duwde ik ) doewde ik
duwen (duwde jij ) doewdese
duwen (duwde u ) doewde geey
duwen (duwt u ) doewt geey
duwen (geduwd ) gedoewd
duwen (ik duw ) ik doew
duwen (ik duwde ) ik doewde
duwen (jij duwde ) dich doewsde
duwen (jij duwt ) dich doews
duwen (u duwde ) geey doewde
duwen (u duwt) geey doewt
dwarsliggerwaerskop

E

eau de cologneonje clonje
eekhoorninketske
eeltzwael
éeniên

E

een heleboelun hiêl dil
een korenmijt`nen berm
een kusjeun nuudje
een mand turvenun mangd kloête
een tijdjeun wiêl
een vrouw die overdreven veel bidtbaeytante
eendêngd
eenendertigiên en dartig
eenennegentigiên en naegetig
eenentachtigiên en tachetig
eenentwintigiên en twintig
eenenveertigiên en virtig
eenenvijftigIên en vieftig
eenenzestigiên en sestig
eenenzeventigiên en saevetig
eergistereniêrgeester
eerloosiêrloos
eervoliêrvôl
eindeengd
eksterseagersten
electrische afrasteringstoekdroad
elfelluf
elkaarmekanger
ellendeiêlend
emmerkaetel
enkele of enigeunne gâs
enveloppebrevetes
ereniêren
eren (eer ik ) iêr ik
eren (eer jij ) iêrse
eren (eerde ik ) iêrde ik
eren (eerde jij ) iêrdese
eren (eerde u ) iêrde geey
eren (eert u ) iêrt geey
eren (geëerd ) geïêrd
eren (ik eer ) ik iêr
eren (ik eerde ) ik iêrde
eren (jij eerde ) dich iêrsde
eren (jij eert ) dich iêrs
eren (u eerde ) geey iêrde
eren (u eert ) geey iêrt
ergens waarderend over sprekenstuûten
erkennen (erken ik ) erken ik
erkennen (erken jij ) erkense
erkennen (erkend ) erkend
erkennen (erkende ik ) erkende ik
erkennen (erkende jij ) erkendese
erkennen (erkende u ) erkende geey
erkennen (erkent u ) erkent geey
erkennen (ik erken ) ik erken
erkennen (jij erkende ) dich erkensde
erkennen (jij erkent ) dich erkens
erkennen (u erkende ) geey erkende
erkennen (u erkent ) geey erkent
ervaringongervinges
erven (erf ik ) erf ik
erven (erf jij) erfse
erven (erfde ik) erfde ik
erven (erfde jij) erfdese
erven (erfde u) erfde geey
erven (erft u) erft geey
erven (geërfd ) geërfd
erven (ik erf ) ik erf
erven (ik erfde ) ik erfde
erven (jij erfde ) dich erfsde
erven (jij erft ) dich erfs
erven (u erfde ) geey erfde
erven (u erft ) geey erft
etenaeten
eten (at ik ) aat ik
eten (at jij ) aatse
eten (at u ) aat geey
eten (eet ik ) aet ik
eten (eet jij ) utse
eten (eet u ) ét geey
eten (gegeten) gegaeten
eten (ik at ) ik aat
eten (ik eet ) ik aet
eten (jij at ) dich aats
eten (jij eet ) dich ets
eten (u at ) geey aat
eten (u eet ) geey ét
etuitjeetwieke
evenwelevvel

F

familiefemielie
familiekôcht geey
fauteuilleprâsstool
februarifibberwari
februarifibrewari
feestfist
fietsdragerfietsendraeger
fietsen ( gefietst ) gefietst
fietsen (fiets ik ) fiets ik
fietsen (fiets jij ) fietse
fietsen (fietst ik ) fiets ik
fietsen (fietst u ) fietst geey
fietsen (fietst u ) fietsde geey
fietsen (fietste ik ) fietsde ik
fietsen (fietste jij ) fietsdese
fietsen (fietste u ) fietsde geey
fietsen (gefietst ) gefietst
fietsen (ik fiets ) ik fiets
fietsen (ik fietste ) ik fietsde
fietsen (jij fietst ) dich fietss
fietsen (jij fietst ) dich fietst
fietsen (jij fietste ) dich fietsde
fietsen (jij fietste ) dichfietsde
fietsen (u fietst ) geey fietst
fietsen (u fietste ) geey fietsde
fietspaadjefietspedje
fietspadfietspaâd
fietswagentjefietsekarke
fijn aanmaakhoutvaemen
fluiten (floot jij ) floôtse
fluiten (floot u ) floôt geey
fluiten (fluit jij ) flûtse
fluiten (fluit u ) flût geey
fluiten (gefloten) geflôten
fluiten (ik floot ) ik floôt
fluiten (ik fluit ) ik flûit
fluiten (jij floot ) dich floôts
fluiten (jij fluit ) dich flûts
fluiten (u floot ) geey floôt
fluiten (u fluit ) geey flût
foppen (fop ik ) fop ik
foppen (fop jij ) fopse
foppen (fopt u ) fopt geey
foppen (fopte ik ) fopde ik
foppen (fopte jij ) fopdese
foppen (fopte u) fopde geey
foppen (gefopt ) gefopt
foppen (ik fop ) ik fop
foppen (ik fopte) ik fopde
foppen (jij fopt ) dich fops
foppen (jij fopte ) dich fopsde
foppen (u fopt ) geey fopt
foppen (u fopte ) geey fopde
fornuisfornuûs

G

gagoij
ga maar zittenzet dich
gaangoan
gaan (ga jij ) gisse
gaan (gaat u ) gât geey
gaan (gegaan ) gegoan
gaan (ging ik ) ging ik
gaan (ging jij ) gingse
gaan (ging u ) gingt geey
gaan (ik ging ) ik ging
gaan (jij gaat ) dich gis
gaan (jij gaat ) gis
gaan (jij ging ) dich gings
gaan (u gaat ) geey gât
gaan (u ging ) geey gingt
gaffelgavel
gardkloprieske
garvegerf
gebakken aardappelsgebraoye petatte
gebitgebaet
gebrekkigeschriepele
gebruikengebroêken
gebruiken (gebruik jij ) gebroekse
gebruiken (gebruikt ) gebroêkt
gebruiken (gebruikt u ) gebroekt geey
gebruiken (gebruikte je ) gebroekdese
gebruiken (ik gebruik ) ik gebroêk
gebruiken (ik gebruikte ) ik gebroekde
gebruiken (jij gebruikt ) dich gebroeks
gebruiken (jij gebruikte ) dich gebroeksde
gebruiken (u gebruikt ) geey gebroekt
gebruiken (u gebruikte ) geey gebroekde
gedogen (gedoog ik ) gedoog ik
gedogen (gedoog jij ) gedoogse
gedogen (gedoogd ) gedoogd
gedogen (gedoogde ik ) gedoogde ik
gedogen (gedoogde jij ) gedoogdese
gedogen (gedoogde u ) gedoogde geey
gedogen (gedoogt u ) gedoogt geey
gedogen (ik gedoog ) ik gedoog
gedogen (ik gedoogde ) ik gedoogde
gedogen (jij gedoogde ) dich gedoogdes
gedogen (jij gedoogt ) dich gedoogs
gedogen (u gedoogde ) geey gedoogde
gedogen (u gedoogt ) geey gedoogt
geesten in het duisterboekels
gehaktmolentjewôrsmeschienke
gehurktop de huukskes
GeijsterenGeystere
gekreuktverfrunseld
gelijkgeliêk
gelovengeluuven
geloven (geloof jij ) glufse
geloven (geloofd ) geglufd
geloven (geloofde jij ) glufsdese
geloven (geloofde u ) glufde geey
geloven (gelooft u ) gluft geey
geloven (ik geloof ) ik gluuf
geloven (Ik geloofde ) ik glufde
geloven (jij geloofde ) dich glufsde
geloven (jij gelooft ) dich glufs
geloven (u geloofde ) geey glufde
geloven (u gelooft ) geey gluft
geluidgeluûd
gemeentegemenk
genantsnoepse
genezengenaezen
genietengeneeten
genieten (geniet jij ) genitse
genieten (genoot ik ) genoôt ik
genieten (genoot jij ) genoôtse
genieten (genoot u ) genoôt geey
genieten (genoten ) genôten
genieten (ik geniet ) ik geneet
genieten (ik genoot ) ik genoôt
genieten (jij geniet ) dich genits
genieten (jij genoot) dich genoôts
genieten (u geniet ) geey genit
genieten (u genoot ) geey genoôt
genoegzat
gepreektgeprekt
gereedvaerig
gerookte hamgerökde schenk
gerstgaars
gestopt (beëindigd ) oêtgescheid
GevangenisKotje
gevengaeven
geven (gaf jij ) gafse
geven (gaf u ) gaft geey
geven (geef jij ) gufse
geven (geeft u ) geft geey
geven (gegeven ) gegaeven
geven (ik gaf ) ik gaaf
geven (Ik geef ) ik gaef
geven (jij gaf ) dich gafs
geven (jij geeft ) dich gufs
geven (u gaf ) geey gaft
geven (u geeft ) geey geft
geweergewaer
gewichtgeweêch
gewoonlijkgewonluk
gewrichtgevreech
gezegdgezâch
gezelschap hebbenkompenie hebben
gezinhoeshald
gezondgezonk
gierzeik
gier uitrijdenzeik varen
gieriggêêr
gierkelderzeikkelder
gierputzinkput
gietengêten
gieten (gegoten ) gegôten
gieten (giet ik ) geêt ik
gieten (giet jij ) guutse
gieten (giet u ) git geey
gieten (goot ik ) goôt ik
gieten (goot jij ) goôtse
gieten (goot u ) goôt geey
gieten (ik giet ) ik geêt
gieten (ik goot ) ik goôt
gieten (jij giet ) dich guuts
gieten (jij goot ) dich goôts
gieten (u giet ) geey git
gieten (u goot ) geey goôt
gisteravondgistraovund
gisterengeester
gisterochtendgeestermergen
glasglaâs
glimmen (geglommen ) geglommen
glimmen (glim ik ) glim ik
glimmen (glim jij ) glimse
glimmen (glimt u ) glimt geey
glimmen (glom ik ) glom ik
glimmen (glom jij ) glomse
glimmen (glom u ) glomt geey
glimmen (ik glim ) ik glim
glimmen (ik glom ) ik glom
glimmen (jij glimt ) dich glims
glimmen (jij glom ) dich gloms
glimmen (u glimt ) geey glimt
glimmen (u glom) geey glomt
gluren (gegluurd ) gegluurd
gluren (gluur ik ) gluur ik
gluren (gluur jij ) gluurse
gluren (gluurde jij ) gluurdese
gluren (gluurde u ) gluurde geey
gluren (gluurt u ) gluurt geey
gluren (ik gluur ) ik gluur
gluren (ik gluurde ) ik gluurde
gluren (jij gluurde ) dich gluursde
gluren (jij gluurt ) dich gluurs
gluren (u gluurde ) geey gluurde
gluren (u gluurt ) geey gluurt
goedgood
goede kamerbaeste kamer
goedkoopgoyekoêp
goedkope jeneverfoezel
gooiengôyen
gooien (gegooid ) gegôyd
gooien (gooi ik ) gôy ik
gooien (gooi jij ) gôyse
gooien (gooide jij ) gôydese
gooien (gooide u ) gôyde geey
gooien (gooit u ) gôyt geey
gooien (ik gooi ) ik gôy
gooien (ik gooide ) ik gôyde
gooien (jij gooide ) dich gôysde
gooien (jij gooit ) dich gôys
gooien (u gooide ) geey gôyde
gooien (u gooit ) geey gôyt
gootsteengeutstein
gordijnengerdiene
graaien (gegraaid ) gegraayd
graaien (graai ik ) graay ik
graaien (graai jij ) graayse
graaien (graaide ik ) graayde ik
graaien (graaide jij ) graaydese
graaien (graaide u ) graayde geey
graaien (graaide u) graayde geey
graaien (graait u ) graayt geey
graaien (ik graai ) ik graay
graaien (ik graaide ) ik graayde
graaien (jij graaide ) dich graaysde
graaien (jij graait ) dich graays
graaien (u graaide ) geey graayde
graaien (u graait ) geey graayt
graasketting voor dierentuur
granenvreuchten
grasgraas
GrashoekGraashoôk
grasmaaiergraasmeschiên
graven (gegraven ) gegraven
graven (groef jij ) groofse
graven (groef u ) grooft geey
graven (ik graaf ) ik graäf
graven (jij graaft ) dich grufs
graven (jij groef ) dich groofs
graven (u graaft ) geey graft
graven (u groef ) geey grooft
greppelgraaf
grijpengriêpen
grijpen ( greep jij )graepse
grijpen (gegrepen ) gegraepen
grijpen (greep u ) graept geey
grijpen (grijp jij ) griepse
grijpen (grijpt u ) griept geey
grijpen (ik greep ) ik graep
grijpen (ik grijp ) ik griêp
grijpen (jij greep ) dich graeps
grijpen (jij grijpt ) dich grieps
grijpen (u greep ) geey graept
grijpen (u grijpt ) geey griept
groeiengrûyen
groeien (gegroeid ) gegrûyd
groeien (groei jij ) grûyse
groeien (groeide jij ) grûysdese
groeien (groeide u ) grûyde geey
groeien (groeit u) grûyt geey
groeien (ik groei ) ik grûy
groeien (ik groeide ) ik grûyde
groeien (jij groeide ) dich grûysde
groeien (jij groeit ) dich grûys
groeien (u groeide ) geey grûyde
groeien (u groeit ) geey grûyt
groengreûn
grondgronk
grootgroêt
grootoudersgroêtelders
grote knikkermoep
GrubbenvorstGrubbevôrs
GrubbenvorstGrewvoars

H

haboender
haastigdriê
HaelenHaele
hakmolen voor bietenkroêtemeule
hakselheksel
hakselaarhekselmeschiën
halen (gehaald ) gehâld
halen (haal ik ) haal ik
halen (haal jij ) hâlse
halen (haalde ik) hâlde ik
halen (haalde jij ) hâldese
halen (haalde u ) hâlde geey
halen (haalt u) hâlt geey
halen (ik haal ) ik haal
halen (ik haalde ) ik hâlde
halen (jij haalde ) dich hâlsde
halen (jij haalt ) dich hâls
halen (u haalde ) geey hâlde
halen (u haalt ) geey hâlt
halmen rapen na het binden / opzetten van de garvenzeumere
halve zondigniet verplichte kerkelijke feestdag
hamschênk
handhank
handelaarsjacheler
handelen (gehandeld ) gehandeld
handelen (handel ik ) handel ik
handelen (handel jij ) handelse
handelen (handelde ik ) handelde ik
handelen (handelde jij ) handeldese
handelen (handelde u ) handelde geey
handelen (handelt u ) handelt geey
handelen (ik handel ) ik handel
handelen (ik handelde ) ik handelde
handelen (jij handelde ) dich handelsde
handelen (jij handelt ) dich handels
handelen (u handelde ) geey handelde
handelen (u handelt ) geey handelt
handenhangd
handschoenenhausen
hangen (gehangen ) gehangen
hangen (ik vang ) ik vang
hangen (ik ving ) ik vong
hangen (jij vangt ) dich vengs
hangen (jij ving ) dich vongs
hangen (u vangt ) geey vangt
hangen (u ving ) geey vongt
hangen (vang ik ) vang ik
hangen (vang jij ) vengse
hangen (vangt u ) vangt geey
hangen (ving ik ) vong ik
hangen (ving je ) vongse
hangen (ving u ) vongt geey
hard (in hardheid ) haard of vriêd
hard (volume / snelheid ) hêl
haringhiering
harkenherken
harken (geharkt ) geherkt
harken (hark ik ) herk ik
harken (hark jij ) herkse
harken (harkt u ) herkt geey
harken (harkte ik ) herkde ik
harken (harkte jij ) herkdese
harken (harkte u ) herkde geey
harken (ik hark ) ik herk
harken (ik harkte ) ik herkde
harken (jij harkt ) dich herks
harken (jij harkte ) dich herksde
harken (u harkt ) geey herkt
harken (u harkte ) geey herkde
hebben (gehad ) gehad
hebben (had je ) hadse
hebben (had u ) had geey
hebben (heb je ) hesse
hebben (ik had ) ik hay
hebben (ik heb ) ik heb
hebben (jij had ) dich hays
hebben (jij hebt ) dich hes
hebben (u had ) geey had
hebben (u hebt ) geey hebt
heel langzaamop z`n elf en dartigst
heel mooihiel sjoën
HegelsomHaegelsum
HeldenHelde
helderkloar
helenheilen
helen (geheeld ) geheild
helen (heel ik ) heil ik
helen (heel jij ) heilse
helen (heelde ik ) heilde ik
helen (heelde jij ) heildese
helen (heelde u ) heilde geey
helen (heelt u ) heilt geey
helen (ik heel ) ik heil
helen (ik heelde ) ik heilde
helen (jij heelde ) dich heilsde
helen (jij heelt ) dich heils
helen (u heelde ) geey heilde
helen (u heelt ) geey heilt
Helenaveendun Oaye Piêl
Hemelvaartsdags Hierenhaemelvaart
herdenken (herdacht ) herdâch
herdenken (herdacht ik ) herdâch ik
herdenken (herdacht jij) herdâchse
herdenken (herdacht u ) herdâcht geey
herdenken (herdenk ik ) herdenk ik
herdenken (herdenk jij ) herdenkse
herdenken (herdenkt u ) herdenkt geey
herdenken (ik herdacht ) ik herdâch
herdenken (ik herdenk ) ik herdenk
herdenken (jij herdacht ) dich herdâchs
herdenken (jij herdenkt) dich herdenks
herdenken (u herdacht ) geey herdâcht
herdenken (u herdenkt ) geey herdenkt
herkennen (herken ik ) herken ik
herkennen (herken jij ) herkense
herkennen (herkend ) herkend
herkennen (herkende ik ) herkende ik
herkennen (herkende jij ) herkendese
herkennen (herkende u ) herkende geey
herkennen (herkent u ) herkent geey
herkennen (ik herken ) ik herken
herkennen (jij herkende ) dich herkensde
herkennen (jij herkent ) dich herkens
herkennen (u herkende ) geey herkende
herkennen (u herkent ) geey herkent
het`t
het erfde plats
hetenhêiten
heten (heet ik ) hêit ik
heten (heet jij ) hétse
heten (heet u ) hét geey
heten (heette ik ) hedde ik
heten (heette jij ) heddese
heten (heette u ) hét geey
heten (ik heet ) ik hêit
heten (ik heette ) ik hedde
heten (jij heet ) dich hets
heten (jij heette ) dich hedsde
heten (u heet ) geey hedde
heten (u heette ) geey hedde
hierheej
hierheenhijjer
hinkelenhinken
hoewie
hoefijzerhoêfiêzer
hoekjehukske
hoepelriêp
hoepelenriêpe
hoestenkrochen
hoesten (gehoest ) gekroôch
hoesten (hoest ik ) krôch ik
hoesten (hoest jij ) kroôchse
hoesten (hoest u ) kroôcht geey
hoesten (hoeste jij ) kroôchdese
hoesten (hoestte ik ) kroôchde ik
hoesten (hoestte u ) kroôchde geey
hoesten (ik hoest ) ik krôch
hoesten (ik hoestte ) ik kroôchde
hoesten (jij hoest ) dich krôchs
hoesten (jij hoestte ) dich kroôchsde
hoesten (u hoest ) geey krôcht
hoesten (u hoestte ) geey kroôchde
hoeveborderie
hoevenhôven
hoeven (gehoeven ) gehôfd
hoeven (hoef jij ) hôfse
hoeven (hoefde jij ) hôfdese
hoeven (hoefde u ) hôfde geey
hoeven (hoeft u ) hôft geey
hoeven (ik hoef ) ik hoôf
hoeven (ik hoefde ) ik hôfde
hoeven (jij hoefde ) dich hôfsde
hoeven (jij hoeft ) dich hôfs
hoeven (u hoefde ) geey hôfde
hoeven (u hoeft ) geey hôft
hondhônk
hondenhungd
hondenhokhonkskuuy
honderdhongerd
honderdeneenhongerd en iên
hoofddoekkopdook
hoofddoekjekopdukske
hoofdpijnkoppiên
hoofdstelhelfter
hooihuuy
hooi op hoopjes leggenöpperen
hooienhuuyen
hooien (gehooid ) gehud
hooien (hooi ik ) huuy ik
hooien (hooi jij ) hudse
hooien (hooide ik ) hudde ik
hooien (hooide jij ) huddese
hooien (hooide u ) hudde geey
hooien (hooit u ) hudt geey
hooien (ik hooi ) ik huuy
hooien (ik hooide ) ik hudde
hooien (jij hooide ) dich hudsde
hooien (jij hooit ) dow huds
hooien (u hooide) geey hudde
hooien (u hooit ) geey hudt
hooizolderhuuyschelf
hoop (hoeveelheid ) hoêp
hopenhoapen
hopen (gehoopt ) gehôpt
hopen (hoop jij ) hôpse
hopen (hoopt u ) hôpt geey
hopen (hoopte jij ) hôpdese
hopen (hoopte U ) hôpde geey
hopen (ik hoop ) ik hoap
hopen (ik hoopte ) ik hôpde
hopen (jij hoopt ) dich hôps
hopen (jij hoopte ) dich hôpsde
hopen (u hoopt ) geey hôpt
hopen (u hoopte ) geey hôpde
horenhuûren
horen (gehoord ) gehuûrd
horen (hoor ik ) huûr ik
horen (hoor jij ) huûrse
horen (hoorde ik ) huûrde ik
horen (hoorde jij ) huûrdese
horen (hoorde u ) huûrde geey
horen (hoort u ) huûrt geey
horen (ik hoor ) ik huûr
horen (ik hoorde ) ik huûrde
horen (jij hoorde ) dich huûrsde
horen (jij hoort ) dich huûrs
horen (u hoorde ) geey huûrde
horen (u hoort ) geey huûrt
horlogeloegie
HorstHôrs
houdenhoayen
houden (gehouden ) gehoayen
houden (hield jij ) heelse
houden (hield u ) heelt geey
houden (hou ik ) hoay ik
houden (hou jij ) helse
houden (houdt u ) hâd geey
houden (ik hield ) ik heel
houden (ik houd ) ik hoay
houden (jij hield ) dich heels
houden (jij houdt ) dich hels
houden (u hield ) geey heelt
houden (u houdt ) geey hât
HoutblerickHoutblirrik
houtspaandershoutsnammels
huidvlees, zultparsvleis
huilenbeûken
huilen (gehuild ) gebûkt
huilen (huil ik ) bûk ik
huilen (huil je ) bûkse
huilen (huilde ik ) bûkde ik
huilen (huilde jij ) bûksde dich
huilen (huilde u ) bûkde geey
huilen (huilt u ) bûkt geey
huilen (ik huil ) ik beûk
huilen (ik huildeik bûkde
huilen (jij huilde ) dich bûksde
huilen (jij huilt ) dich bûks
huilen (u huilde ) geey bûkde
huilen (u huilt ) geey bûkt
huishoês
huishoudstermagd
huismussenflorsen
huisschilderverver
huiverenschuveren
huiveren (gehuiverd ) geschuverd
huiveren (huiver ik ) schuver ik
huiveren (huiver jij ) schuverse
huiveren (huiverde ik ) schuverde ik
huiveren (huiverde jij ) schuverdese
huiveren (huiverde u ) schuverde geey
huiveren (huivert u ) schuvert geey
huiveren (ik huiver ) ik schuver
huiveren (ik huiverde ) ik schuverde
huiveren (jij huiverde ) dich schuversde
huiveren (jij huivert ) dich schuvers
huiveren (u huiverde ) geey schuverde
huiveren (u huivert ) geey schuvert
hurenheuren
hurenpâchten
huren (gehuurd ) geheurd
huren (huur ik ) heur ik
huren (huur jij ) heurse
huren (huurde jij ) heurdese
huren (huurde u ) heurde geey
huren (huurt u ) heurt geey
huren (ik huur ) ik heur
huren (ik huurde ) ik heurde
huren (jij huurde ) dich heursde
huren (jij huurt ) dich heurs
huren (u huurde ) geey heurde
huren (u huurt ) geey heurt
huur voor een vaste plek in de kerkbankepâch

I

iedereenederiên
iemandemus
iemand die altijd de deur open laat staanun aopevot
iemand die bepaald eten niet lustun tisnaas
iemand die met gezondheid sukkeltkroazeler
iemand die onzin verteltwazelvot
ijdeltuitkemmelstart
ijsiës
ijsjeiêske
ijzeriêzer
ijzerdraadschansendroad
in de rui zijnruzele
in plaats vaninstae
informeren (geinformeerd ) geinformeerd
informeren (ik informeer ) ik informeer
informeren (ik informeerde ) ik informeerde
informeren (informeer ik ) informeer ik
informeren (informeer jij ) informeerse
informeren (informeerde ik ) informeerde ik
informeren (informeerde jij ) informeerdese
informeren (informeerde u ) informeerde geey
informeren (informeert u ) informeert geey
informeren (jij informeerde ) dich informeersde
informeren (jij informeert ) dich informeers
informeren (u informeerde ) geey informeerde
informeren (u informeert ) geey informeert
innen (geïnd ) geïnd
innen (ik in ) ik in
innen (ik inde ) ik inde
innen (in ik ) in ik
innen (in je ) inse
innen (inde ik ) inde ik
innen (inde je ) indese
innen (inde u ) inde geey
innen (int u ) int geey
innen (jij inde ) dich insde
innen (jij int ) dich ins
innen (u inde ) geey inde
innen (u int ) geey int
inschikkenveûgen
Inwoners van AmericaAmericanse
inwoners van BaarloBalderse
Inwoners van BlerickBlirrikse
Inwoners van CastenrayCastelse
Inwoners van EchelEchelse
Inwoners van GrashoekGraashokse
Inwoners van HegelsomHaegelsumse
Inwoners van HeldenHeldese
Inwoners van HelenaveenPîlse
Inwoners van HorstHôsterse
inwoners van KronenbergKroênebergse
Inwoners van MaasbreeBritse
Inwoners van MeerloMilderse
Inwoners van MeldersloMelderse
Inwoners van OirloOêlderse
inwoners van ReuverRuiverse
Inwoners van RoermondRemundse
Inwoners van TegelenTegelse
Inwoners van VenloVenlese

J

jaloersaafgunstig
jammerjoamer
jammerenlamentere
januarijannewari
je (bezittelijk vnw) dien
JeneverbesWachelstroëk
jeukjuks
jeukenjuksen
jij / jedow / dich
jongenjông
jongetjejungske
jongveestalbistenstal
jouwdien
jullie (hebben jullie...) geej (hebt geej...)
jullie (voor jullie) óch (veur óch)
jusbroên saus
jutezakbaalzak

K

kaantjeskoayen
kaarswaskers
kaarten (gekaart ) gekart
kaarten (ik kaart ) ik kaart
kaarten (ik kaartte ) ik karde
kaarten (jij kaart ) dich karts
kaarten (jij kaartte ) dich karsde
kaarten (kaart ik ) kaart ik
kaarten (kaart jij ) kartse
kaarten (kaart u ) kart geey
kaarten (kaartte ik ) karde ik
kaarten (kaartte jij) kardese
kaarten (kaartte u ) karde geey
kaarten (u kaart ) geey kart
kaarten (u kaartte ) geey karde
kaaskiês
kachelstôôf
kafkaâf
kafnaaldenvlimmen
kalfmuk
kalfjemukske
kammeradenkammeräöj
kan me niets schelenkan mich niks schillen
kantonnierwaegwerker
kantoorkantoêr
kapelaankeploan
kapelletjekepélke
kapmeshieèp
kapperschaerbaas
karnemelkbottermelk
karopzetbritje
kauwenknauwen
kauwen (gekauwd ) geknauwd
kauwen (ik kauw ) ik knauw
kauwen (ik kauwde ) ik knauwde
kauwen (jij kauwde) dich knausde
kauwen (jij kauwt ) dich knauws
kauwen (kauw ik ) knauw ik
kauwen (kauw jij ) knauwse
kauwen (kauwde ik ) knauwde ik
kauwen (kauwde jij ) knauwdese
kauwen (kauwde u ) knauwde geey
kauwen (kauwt u ) knauwt geey
kauwen (u kauwde ) geey knauwde
kauwen (u kauwt ) geey knauwt
keeshondfiks
kennen (gekend ) gekend
kennen (ik ken ) ik ken
kennen (jij kende ) dich kensde
kennen (jij kent ) dich kens
kennen (ken ik ) ken ik
kennen (ken jij ) kense
kennen (kende ik ) kende ik
kennen (kende jij ) kendese
kennen (kende u ) kende geey
kennen (kent u ) kent geey
kennen (u kende ) geey kende
kennen (u kent ) geey kent
kennen ) niet verwarren met kunnenkennen
kerelkel
kersensapkersenaat
kersenvlaaikerseflaai
kielkael
kiepkarslaâgkar
kiespijntankpiên
kiezenkézen
kiezen (gekozen ) gekôzen
kiezen (ik kies ) ik keês
kiezen (ik koos ) ik koôs
kiezen (jij kiest ) dich keêss
kiezen (jij koos) dich koôss
kiezen (kies ik ) keês ik
kiezen (kies jij ) keêsse
kiezen (kiest u ) keêst geey
kiezen (koos ik ) koôs ik
kiezen (koos jij ) koôsse
kiezen (koos u ) koôst geey
kiezen (u kiest ) geey kiest
kiezen (u koos ) geey koôst
kijkdooskiêkdoês
kijkenkiêken
kijken (gekeken ) gekaeken
kijken (ik keek ) ik kaek
kijken (ik kijk ) ik kiêk
kijken (jij keek ) dich kaeks
kijken (jij kijkt ) dich kieks
kijken (keek ik ) kaek ik
kijken (keek jij ) kaekse
kijken (keek u) kaekt geey
kijken (kijk ik ) kiêk ik
kijken (kijk jij ) kiekse
kijken (kijkt u ) kiekt geey
kijken (u keek ) geey kaekt
kijken (u kijkt ) geey kiekt
kijkgaatjekiêkgetje
kijvenkiêven
kijven (gekeven ) gekaeven
kijven (ik keef ) ik kaef
kijven (ik kijf ) ik kiêf
kijven (jij keef ) dich kaefs
kijven (jij kijft ) dich kiefs
kijven (keef ik ) kaef ik
kijven (keef jij ) kaefse
kijven (keef u ) kaeft geey
kijven (kijf ik ) kiêf ik
kijven (kijf jij) kiefse
kijven (kijft u ) kieft geey
kijven (u keef ) geey kaeft
kijven (u kijft ) geey kieft
kikken (gekikt ) gekikt
kikken (ik kik ) ik kik
kikken (ik kikte ) ik kikde
kikken (jij kikt ) dich kiks
kikken (jij kikte ) dich kiksde
kikken (kik ik ) kik ik
kikken (kik jij ) kikse
kikken (kikt u ) kikt geey
kikken (kikte ik ) kikde ik
kikken (kikte jij ) kikdese
kikken (kikte u ) kikde geey
kikken (u kikt ) geey kikt
kikken (u kikte ) geey kikde
kikkerkwek
kikkerdrilkwekkendrats
kindkiengd
kinderenkiengder
kippenhennen
kippengaashennendroad
kippenhandelaarhennekel
kippenhokhennekuuy
kistkeest
klaarlichte dagkloarleechten daag
klagenklaâgen
klagen (geklaagd ) geklâgd
klagen (ik klaag ) ik klaag
klagen (ik klaagde ) ik klagde
klagen (jij klaagde ) dich klagsde
klagen (jij klaagt ) dich klags
klagen (klaag ik ) klaag ik
klagen (klaag jij ) klagse
klagen (klaagde ik ) klagde ik
klagen (klaagde jij ) klagdese
klagen (klaagde u ) klagde geey
klagen (klaagt u ) klagt geey
klagen (u klaagde ) geey klagde
klagen (u klaagt ) geey klagt
klampen (geklampt ) geklampt
klampen (ik klamp ) ik klamp
klampen (ik klampte ) ik klampde
klampen (jij klampt ) dich klamps
klampen (jij klampte ) dich klampsde
klampen (klamp ik ) klamp ik
klampen (klamp jij ) klampse
klampen (klampt u ) klampt geey
klampen (klampte ik ) klampde ik
klampen (klampte jij ) klampdese
klampen (klampte u ) klampde geey
klampen (u klampt ) geey klampt
klampen (u klampte ) geey klampde
klappen (geklapt ) geklapt
klappen (ik klap ) ik klap
klappen (ik klapte ) ik klapde
klappen (jij klapt ) dich klaps
klappen (jij klapte ) dich klapsde
klappen (klap ik ) klap ik
klappen (klap jij ) klapse
klappen (klapt u ) klapt geey
klappen (klapte ik ) klapde ik
klappen (klapte jij ) klapdese
klappen (klapte u ) klapde geey
klappen (u klapt ) geey klapt
klappen (u klapte ) geey klapde
klaverkliêver
kledenklêyen
kleden (gekleed ) geklid
kleden (ik kleed ) ik kliêy
kleden (jij kleedde ) dich klidsde
kleden (jij kleedt ) dich klits
kleden (kleed ik ) kliê ik
kleden (kleed jij ) klitse
kleden (kleed u ) klit geey
kleden (u kleedt ) geey klit
kledingklierage
kleerhangerkliêrhanger
kleermakersniêr
kleinerklender
klemmen (geklemd) geklemd
klemmen (ik klem ) ik klem
klemmen (ik klemde ) ik klemde
klemmen (jij klemde ) dich klemsde
klemmen (jij klemt ) dich klems
klemmen (klem ik ) klem ik
klemmen (klem jij ) klemse
klemmen (klemde ik ) klemde ik
klemmen (klemde jij ) klemdese
klemmen (klemde u ) klemde geey
klemmen (klemt u ) klemt geey
klemmen (u klemde ) geey klemde
klemmen (u klemt ) geey klemt
kletsen (gekletst ) gekletst
kletsen (ik klets) ik klets
kletsen (ik kletste ) ik kletsde
kletsen (jij kletst ) dich kletst
kletsen (jij kletste ) dich kletsde
kletsen (klets jij ) kletsse
kletsen (kletst ik ) klets ik
kletsen (kletst u ) kletst geey
kletsen (kletste ik ) kletsde ik
kletsen (kletste jij ) kletsdese
kletsen (kletste u ) kletsde geey
kletsen (u kletst ) geey kletst
kletsen (u kletste ) geey keltsde
kleuterjuffrouwfröbeljuffrouw
klikken (geklikt ) geklikt
klikken (ik klik ) ik klik
klikken (ik klikte ) ik klikde
klikken (jij klikt ) dich kliks
klikken (jij klikte ) dich kliksde
klikken (klik ik ) klik ik
klikken (klik jij ) klikse
klikken (klikt u ) klikt geey
klikken (klikte ik ) klikde ik
klikken (klikte jij ) klikdese
klikken (klikte u ) klikde geey
klikken (u klikt ) geey klikt
klikken (u klikte ) geey klikde
klimmenklummen
klimmen (geklommen ) geklômmen
klimmen (ik klim ) ik klum
klimmen (ik klom ) ik klôm
klimmen (jij klimt ) dich klums
klimmen (jij klom ) dich klôms
klimmen (klim ik ) klum ik
klimmen (klim jij ) klumse
klimmen (klimt u ) klumt geey
klimmen (klom ik ) klôm ik
klimmen (klom jij ) klômse
klimmen (klom u ) klômt geey
klimmen (u klimt ) geey klumt
klimmen (u klom) geey klômt
klinken (ik klink ) ik klink
klinken (ik klonk ) ik klonk
klinken (jij klinkt ) dich klinks
klinken (jij klonk ) dich klonks
klinken (klink ik ) klink ik
klinken (klink jij ) klinkse
klinken (klinkt u ) klinkt geey
klinken (klonk ik ) klonk ik
klinken (klonk jij ) klonkse
klinken (klonk u ) klonkt geey
klinken (u klinkt ) geey klinkt
klinken (u klonk ) geey klonkt
klokjeklökske
klompsijkertjesklompenaegelkes
klooien (geklooid ) geklooyd
klooien (ik klooi ) ik klooy
klooien (ik klooide ) ik klooyde
klooien (jij klooide ) dich klooysde
klooien (jij klooit ) dich klooys
klooien (klooi ik ) klooy ik
klooien (klooi jij ) klooyse
klooien (klooide jij ) klooydese
klooien (klooide u ) klooyde geey
klooien (klooit u ) klooyt geey
klooien (u klooide ) geey klooyde
klooien (u klooit ) geey klooyt
kloosterzustersbegiênen
kloppen (geklopt ) geklopt
kloppen (ik klop ) ik klop
kloppen (ik klopte ) ik klopde
kloppen (jij klopt ) dich klops
kloppen (jij klopte ) dich klopsde
kloppen (klop ik ) klop ik
kloppen (klop je ) klopse
kloppen (klopt u ) klopt geey
kloppen (klopte ik ) klopde ik
kloppen (klopte je ) klopsdese
kloppen (klopte u ) klopde geey
kloppen (u klopte ) geey klopde
klovenkluûven
kloven (gekloofd ) geklufd
kloven (ik kloof ) ik kluûf
kloven (ik kloofde ) ik klufde
kloven (jij kloofde ) dich klufsde
kloven (jij klooft ) dich klufs
kloven (kloof ik ) kluûf ik
kloven (kloof jij ) klufse
kloven (kloofde ik ) klufde ik
kloven (kloofde jij ) klufsdese
kloven (kloofde u ) klufde geey
kloven (kloofden wij ) klufden weey
kloven (klooft u ) kluft geey
kloven (u kloofde ) geey klufde
kloven (U klooft ) geey kluft
knakken (geknakt ) geknakt
knakken (ik knak ) ik knak
knakken (ik knakte ) ik knakde
knakken (jij knakt ) dich knaksde
knakken (jij knakte ) dich knaks
knakken (knak ik ) knak ik
knakken (knak jij ) knakse
knakken (knakt u ) knakt geey
knakken (knakte jij ) knakdese
knakken (knakte u ) knakde geey
knakken (u knakt ) geey knakt
knakken (u knakte ) geey knakde
knappen (geknapt ) geknapt
knappen (ik knap ) ik knap
knappen (ik knapte ) ik knapde
knappen (jij knapt ) dich knaps
knappen (jij knapte) dich knapsde
knappen (knap ik ) knap ik
knappen (knap jij ) knapse
knappen (knapt u ) knapt geey
knappen (knapte ik ) knapde ik
knappen (knapte jij ) knapdese
knappen (knapte u ) knapde geey
knappen (u knapt ) geey knapt
knappen (u knapte ) geey knapde
knechtknêch
knechtenknêchs
knellen ( knelt u ) knélt geey
knellen (gekneld ) geknéld
knellen (ik knel ) ik knël
knellen (ik knelde ) ik knélde
knellen (jij knelde ) dich knëlsde
knellen (jij knelt ) dich knéls
knellen (knel ik ) knél ik
knellen (knel jij ) knélse
knellen (knelde ik ) knëlde ik
knellen (knelde jij ) knéldese
knellen (knelde u ) knëlde geey
knellen (knelt u ) knélt geey
knellen (u knelde ) geey knélde
knellen (u knelt ) geey knëlt
kniekneen
knieënkneên
KnieholteHis
knieholteshissen
knippen (geknipt ) geknipt
knippen (ik knip ) ik knip
knippen (ik knipte) ik knipde
knippen (jij knipt ) dich knips
knippen (jij knipte ) dich knipsde
knippen (knip ik ) knip ik
knippen (knip jij ) knipse
knippen (knipt u ) knipt geey
knippen (knipte ik ) knipde ik
knippen (knipte jij ) knipdese
knippen (knipte u ) knipde geey
knippen (u knipt ) geey knipt
knippen (u knipte) geey knipde
knoeien (geknoeid ) geknoyd
knoeien (ik knoei ) ik knoy
knoeien (ik knoeide ) ik knoyde
knoeien (jij knoeide ) dich knoysde
knoeien (jij knoeit ) dich knoys
knoeien (knoei ik ) knoy ik
knoeien (knoei jij ) knoyse
knoeien (knoeide ik ) knoyde ik
knoeien (knoeide jij ) knoydese
knoeien (knoeide u ) knoyde geey
knoeien (knoeit u ) knoyt geey
knoeien (u knoeide ) geey knoyde
knoeien (u knoeit ) geey knoyt
knopenknuppen
knopen (geknoopt ) geknupt
knopen (ik knoop ) ik knuûp
knopen (ik knoopte ) ik knupde
knopen (jij knoopt ) dich knups
knopen (jij knoopte ) dich knupsde
knopen (knoop ik ) knup ik
knopen (knoop jij ) knupse
knopen (knoopt u ) knupt geey
knopen (knoopte ik ) knupde ik
knopen (knoopte jij ) knupdese
knopen (knoopte u ) knupde geey
knopen (u knoopt ) geey knupt
knopen (u knoopte ) geey knupde
koeienkoewen
koekkoôk
koekjepletske
koelkeul
koffiedikdrats
koken (gekookt ) gekokt
koken (ik kook ) ik koôk
koken (ik kookte ) ik kokde
koken (jij kookt ) dich koks
koken (jij kookte ) dich koksde
koken (kook ik ) koôk ik
koken (kook jij ) kokse
koken (kookt u ) kokt geey
koken (kookte ik ) kokde ik
koken (kookte jij ) kokdese
koken (kookte u ) kokde geey
koken (u kookt ) geey kokt
koken (u kookte ) geey kokde
kokhalzenkeûken
komenkoamen
komen (gekomen ) gekoamen
komen (ik kom ) ik koam
komen (ik kwam ) ik kwaam
komen (jij komt ) dich kûms
komen (jij kwam ) dich kwams
komen (kom ik ) koam ik
komen (kom jij ) kumse
komen (komt u ) kômt geey
komen (kwam ik ) kwaam ik
komen (kwam jij ) kwamse
komen (kwam u ) kwamt geey
komen (u komt ) geey kômt
komen (u kwam ) geey kwamt
konijnkniên
konijnenknien
konijnenhokknienskuuy
KoningslustKeuningsleûs
koortskorsen
kopenkoêpen
kopen (gekocht ) gekôch
kopen (ik kocht ) ik kôch
kopen (ik koop ) ik koêp
kopen (jij kocht ) dich kôchs
kopen (jij koopt ) dich kups
kopen (kocht jij ) kôchse
kopen (koop jij ) kupse
kopen (koopt u ) kôpt geey
kopen (u kocht ) geey kôcht
kopje koffietas koffie
koppelstêl
koppen (gekopt ) gekopt
koppen (ik kop ) ik kop
koppen (ik kopte) ik kopde
koppen (jij kopt ) dich kops
koppen (jij kopte ) dich kopsde
koppen (kop ik ) kop ik
koppen (kop jij ) kopse
koppen (kopt u ) kopt geey
koppen (kopte ik ) kopde ik
koppen (kopte jij ) kopdese
koppen (kopte u) kopde geey
koppen (u kopt ) geey kopt
koppen (u kopte ) geey kopde
koppigwaers
korenmijtkoarenberm
korst (bv brood ) kôrs
korst (op een wond ) roaf
korstje (bv brood ) keûrsje
korstje (op wond ) rûfke
kosterköster
kostgangerkôstgenger
koude schotelkoay schôttel
kous (-en) zok / zuk
kraaienkreyen
kraakbeenknoers
kraamkroam
kraambedkiengderbed
kramsluûp
krantenbezorgerkrantendraeger
krenken (gekrenkt) gekrenkt
krenken (ik krenk ) ok krenk
krenken (ik krenkte ) ik krenkde
krenken (jij krenkt ) dich krenks
krenken (jij krenkte ) dich krenksde
krenken (krenk ik ) krenk ik
krenken (krenk jij ) krenkse
krenken (krenkt u ) krenkt geey
krenken (krenkte ik ) krenkde ik
krenken (krenkte jij ) krenkdese
krenken (krenkte u ) krenkde geey
krenken (u krenkt ) geey krenkt
krenken (u krenkte ) geey krenkde
krentenmikpruumkeswek
krijgenkriêgen
krijgen (gekregen ) gekraegen
krijgen (ik kreeg ) ik kraeg
krijgen (ik krijg ) ik kriêg
krijgen (jij kreeg ) dich kraegs
krijgen (jij krijgt ) dich kriêgs
krijgen (kreeg ik ) kraeg ik
krijgen (kreeg jij ) kraegse
krijgen (kreeg u ) kraegt geey
krijgen (krijg ik ) kriêg ik
krijgen (krijg jij ) kriegse
krijgen (krijgt u ) kriegt geey
krijgen (u kreeg ) geey kraegt
krijgen (u krijgt ) geey kriêgt
krikken (gekrikt ) gekrikt
krikken (ik krik ) ik krik
krikken (ik krikte ) ik krikde
krikken (jij krikt ) dich kriks
krikken (jij krikte ) dich kriksde
krikken (krik ik ) krik ik
krikken (krik jij ) krikse
krikken (krikt u ) krikt geey
krikken (krikte ik ) krikde ik
krikken (krikte jij ) krikdese
krikken (krikte u ) krikde geey
krikken (u krikt ) geey krikt
krikken (u krikte ) geey krikde
krimpen (gekrompen ) gekrômpen
krimpen (ik krimp ) ik krimp
krimpen (ik kromp ) ik krômp
krimpen (jij krimpt ) dich krimps
krimpen (jij kromp ) dich krômps
krimpen (krimp ik ) krimp ik
krimpen (krimp jij ) krimpse
krimpen (krimpt u ) krimpt geey
krimpen (kromp ik ) krômp ik
krimpen (kromp jij ) krompse
krimpen (kromp u ) krômpt geey
krimpen (u krimpt ) geey krimpt
krimpen (u kromp ) geey krômpt
KronenbergKroênenberg
kruidengekruje
kruidenboeketkroedwis
kruidenvrouwkruuyenwief
kruipenkroêpen
kruipen (gekropen ) gekrôpen
kruipen (ik kroop ) ik kroap
kruipen (ik kruip ) ik kroêp
kruipen (jij kroop ) dich kroaps
kruipen (jij kruipt ) dich kruups
kruipen (kroop ik ) kroap ik
kruipen (kroop jij ) kroapse
kruipen (kroop u ) kroapt geey
kruipen (kruip ik ) kroêp ik
kruipen (kruip jij ) kruupse
kruipen (kruipt u ) kroept geey
kruipen (u kroop ) geey kroapt
kruipen (u kruipt ) geey kroept
kruiskruus
kruisbessenstekbaere
kruisjassenkruusjassen
kruiwagenkrouwwagen
kuikenkûke
kuilkoêl
kuilvoersilovoer
kuipkuûp
kuipenmakerkuûper
kuitbeenkoêtbiên
kuitenkoêten
kunnenkônnen
kunnen (gekund ) gekoost
kunnen (ik kan ) ik kan
kunnen (Ik kon ) ik koos
kunnen (jij kon ) dich koos
kunnen (jij kunt ) dich kôns
kunnen (kon ik ) koos ik
kunnen (kon je ) koosse
kunnen (kon u ) koôs geey
kunnen (kun je ) kônse
kunnen (kunt u ) kônt geey
kunnen (u kon ) geey koost
kunnen (U kunt ) geey kônt
kusjenuudje
kussen (gekust ) gekeûst
kussen (ik kus ) ik kus
kussen (ik kuste ) ik keûsde
kussen (jij kust ) dich keûss )
kussen (jij kuste) dich keûsde
kussen (kus ik ) kus ik
kussen (kus jij ) keûsse
kussen (kust u ) keûst geey
kussen (kuste ik ) keûsde ik
kussen (kuste jij) keûsdese
kussen (kuste u ) keûsde geey
kussen (u kust ) geey keûst
kussen (u kuste) geey keûsde
kwaadkwoad
kwajongenstrûp
kwartierketeer
kwellen (gekweld ) gekweld
kwellen (ik kwel ) ik kwel
kwellen (ik kwelde ) ik kwelde
kwellen (jij kwelde ) dich kwelsde
kwellen (jij kwelt ) dich kwels
kwellen (kwel ik ) kwel ik
kwellen (kwel jij ) kwelse
kwellen (kwelde ik ) kwelde ik
kwellen (kwelde jij ) kweldese
kwellen (kwelde u ) kwelde geey
kwellen (kwelt u ) kwelt geey
kwellen (u kwelde ) geey kwelde
kwellen (u kwelt ) geey kwelt
kwezelkwaezel
kwispelenkweespelen

L

laagjelûgske
laarzenstaevels
laarzensteavele
lachen (gelachen ) gelachen
lachen (ik lach ) ik lach
lachen (ik lachte ) ik lâchde
lachen (jij lacht ) dich lâchs
lachen (jij lachte) dich lâchsde
lachen (lach ik ) lach ik
lachen (lach jij ) lâchse
lachen (lacht u ) lâcht geey
lachen (lachte ik ) lâchde ik
lachen (lachte jij ) lâchdese
lachen (lachte u ) lâchde geey
lachen (u lacht ) geey lâcht
lachen (u lachte ) geey lâchde
lachstuipenlachstûpen
ladderliêr
ladenlaayen
laden (geladen ) gelayen
laden (ik laad ) ik laay
laden (ik laadde ) ik looy
laden (jij laaddde ) dich looys
laden (jij laadt ) dich luts
laden (laad ik ) laay ik
laden (laad jij ) lutse
laden (laadde je ) looyse
laden (laadde u ) looyt geey
laden (laadt u ) laayt ge
laden (u laadde ) geey looyt
laden (u laadt ) geey lat
lakken (gelakt ) gelakt
lakken (ik lak ) ik lak
lakken (ik lakte ) ik lakde
lakken (jij lakt ) dich laksde
lakken (jij lakte ) dich laks
lakken (lak ik ) lak ik
lakken (lak jij ) lakse
lakken (lakt u ) lakt geey
lakken (lakte jij ) lakdese
lakken (lakte u ) lakde geey
lakken (u lakt ) geey lakt
lakken (u lakte ) geey lakde
lallen (gelald ) gelald
lallen (ik lal ) ik lal
lallen (ik lalde ) ik lalde
lallen (jij lalde ) dich lalsde
lallen (jij lalt ) dich lals
lallen (lalde ik ) lalde ik
lallen (lalde jij ) laldese
lallen (lalde u ) lalde geey
lallen (u lalde ) geey lalde
lallen (u lalt ) geey lalt
landlank
landen (landde ik ) landde ik
landen (geland ) geland
landen (ik land ) ik land
landen (ik landde ) ik landde
landen (jij landde ) dich landsde
landen (jij landt ) dich lands
landen (land ik ) land ik
landen (land jij ) landse
landen (landde ik ) landde ik
landen (landde jij ) landdese
landen (landde u ) landde geey
landen (landt u ) landt geey
landen (u landde ) geey landde
landen (u landt ) geey landt
landrolwel
langlank
last (hebben van ) ongemaak
latenloaten
laten (gelaten ) geloaten
laten (ik laat ) ik loat
laten (ik liet ) ik leet
laten (jij laat ) dich luts
laten (jij liet ) dich leets
laten (laat ik ) loat ik
laten (laat jij ) lutse
laten (laat u ) lat geey
laten (liet ik ) leet ik
laten (liet jij ) leetse
laten (liet u ) leet geey
laten (u laat ) geey lât
laten (u liet ) geey leet
leggen (gelegd ) gelâg
leggen (ik leg ) ik leg
leggen (ik legde ) ik lâg
leggen (jij legde ) dich lâgs
leggen (jij legt ) dich legs
leggen (legde ik ) lâg ik
leggen (legde jij ) lâgse
leggen (legde u) lâgt geey
leggen (u legde ) geey lâgt
leggen (u legt ) geey legt
leidenleyen
leiden (geleid ) geleyd
leiden (ik leid ) ik ley
leiden (jij leidt ) dich leys
leiden (u leidt ) geey leyt
lepellaepel
lerenliëren
leren (leer ik ) liêr ik
leren (geleerd ) geliërd
leren (ik leer ) ik liër
leren (ik leerde ) ik liêrde
leren (jij leerde ) dich liërsde
leren (jij leert ) dich liërs
leren (leer ik ) liër ik
leren (leer jij ) liërse
leren (leerde ik ) lërde ik
leren (leerde ik ) liêrde ik
leren (leerde jij ) liërdese
leren (leerde u ) liërde geey
leren (leert u ) liërt geey
leren (u leerde ) geey liërde
leren (u leert ) geey liêrt
leukfijn
levenlaeven
leven (geleefd ) gelefd
leven (ik leef ) ik laef
leven (ik leefde ) ik lefde
leven (jij leefde ) dich lefsde
leven (jij leeft ) dich lefs
leven (leefde ik ) lefde ik
leven (leefde jij ) lefdese
leven (leefde u ) lefde geey
leven (u leefde ) geey lefde
leven (u leeft ) geey left
lever orgaan ) laêver
leverenlaeveren
leveren (geleverd ) gelaeverd
leveren (ik lever ) ik laever
leveren (ik leverde ) ik laverde
leveren (jij leverde ) dich laeversde
leveren (jij levert ) dich laevers
leveren (lever ik ) laever ik
leveren (lever jij ) laeverse
leveren (leverde jij ) laeverdese
leveren (leverde u ) laeverde geey
leveren (levert u ) leaevert geey
leveren (u leverde ) geey laeverde
leveren (u levert ) geey laevert
levertraanlaevertroan
lezenlaezen
lezen (gelezen ) gelaezen
lezen (ik las ) ik laas
lezen (ik lees ) ik laes
lezen (jij las ) dich laas
lezen (jij leest ) dich lus
lezen (las jij ) laasse
lezen (las u ) laast geey
lezen (lees jij ) lusse
lezen (leest u) lest geey
lezen (u las ) geey laast
lezen (u leest ) geey lest
liefleef
liegenlégen
liegen (gelogen ) gelôgen
liegen (ik lieg ) ik leêg
liegen (ik loog ) ik loôg
liegen (jij liegt ) dich luugs
liegen (jij loog ) dich loôgs
liegen (lieg ik ) leêg ik
liegen (lieg jij ) luugse
liegen (liegt u ) ligt geey
liegen (loog ik ) loôg ik
liegen (loog jij ) loôgse
liegen (loog u ) loôgt geey
liegen (u liegt ) geey ligt
liegen (u loog ) geey loôgt
lieslaarzenbatslaarzen
liggen (gelegen ) gelaegen
liggen (ik lag ) ik laâg
liggen (ik lig ) ik lig
liggen (jij lag ) dich lags
liggen (jij ligt ) dich ligs
liggen (lag ik ) laâg ik
liggen (lag jij ) lagse
liggen (lag u ) lagt geey
liggen (lig ik ) lig ik
liggen (lig jij ) ligse
liggen (ligt u ) ligt geey
liggen (u lag ) geey lagt
liggen (u ligt ) geey ligt
liggen (wij lagen ) weey lagen
lijdenlieyen
lijden (geleden) gelaeyen
lijden (ik leed ) ik laey
lijden (ik lijd ) ik liê
lijden (jij leed ) dich laeys
lijden (jij lijdt ) dich liês
lijden (jij lijdt ) dich liêys
lijden (leed ik ) laey ik
lijden (leed ik ) leay ik
lijden (leed jij ) laeyse
lijden (leed jij ) leayse
lijden (leed u ) laeyt geey
lijden (leed u ) leayt geey
lijden (lijd ik ) liêy ik
lijden (lijd ik ) lieyt geey
lijden (lijd jij ) lieyse
lijden (lijdt u ) lieyt geey
lijden (u leed ) geey laeyt
lijden (u lijdt ) geey liêt
lijden (u lijdt ) geey liêyt
lijkliêk
lijkenliêken
lijken (geleken ) gelaeken
lijken (ik leek ) ik laek
lijken (ik lijk ) ik liêk
lijken (jij leek ) dich laeks
lijken (jij lijkt ) dich lieks
lijken (leek ik ) laek ik
lijken (leek jij ) laekse
lijken (leek u ) laekt geey
lijken (lijk ik ) liêk ik
lijken (lijk jij ) liekse
lijken (lijkt u ) liekt geey
lijken (u leek ) geey laekt
lijken (u lijkt ) geey liekt
likkenlekken
likken (gelikt ) gelekt
likken (ik lik ) ik lek
likken (ik likte ) ik lekde
likken (jij likt ) dich leks
likken (jij likte ) dich leksde
likken (lik ik ) lek ik
likken (lik jij ) lekse
likken (likt u ) lekt geey
likken (likte ik ) lekde ik
likken (likte jij ) leksde dich
likken (likte u ) lekde geey
likken (u likt ) geey lekt
likken (u likte ) geey lekde
lippenluppen
lokken (ik lok ) ik lok
lokken (ik lokte ) ik lokde
lokken (jij lokt ) dich loks
lokken (jij lokte ) dich loksde
lokken (lok ik ) lok ik
lokken (lok jij ) lokse
lokken (lokt u ) lokt geey
lokken (lokt u ) lot geey
lokken (lokte ik ) lokde ik
lokken (lokte jij ) lokdese
lokken (u lokt ) geey lokt
lokken (u lokte ) geey lokde
loodgieterkôperslaeger
loopslups
lopenloêpen
lopen (ik liep ) ik leep
lopen (ik loop ) ik loêp
lopen (jij liep ) dich leeps
lopen (jij loopt ) dich lups
lopen (liep ik ) leep ik
lopen (liep je ) leepse
lopen (liep u ) leept geey
lopen (loop ik ) loêp ik
lopen (loop je ) lupse
lopen (loopt u ) lôpt geey
lopen (u liep ) geey leept
lopen (u loopt ) geey lôpt
luchtloôch
luchtbukswinkbuks
luciferszwaegelstekke
luidenluuyen
luiden (geluid ) geluuyd
luiden (ik luid ) ik luuy
luiden (jij luidt ) dich luuys
luiden (lui jij ) luuyse
luiden (luidt u ) luuyt geey
luiden (u luidt ) geey luuyt
luidophélop
luieren ( luierde u ) luierde geey
luieren (geluierd ) geluierd
luieren (ik luier ) ik luier
luieren (ik luierde ) ik luierde
luieren (jij luierde ) dich luiersde
luieren (jij luiert ) dich luiers
luieren (luier jij ) luierse
luieren (luierde jij ) luierdese
luieren (luierde u ) luierde geey
luieren (luiert u ) luiert geey
luieren (u luierde ) geey luierde
luieren (u luiert ) geey luiert
luisterenloêsteren
luisteren (geluisterd ) geloêsterd
luisteren (ik luister ) ik loêster
luisteren (ik luisterde ) ik loêsterde
luisteren (jij luisterde ) dich loêstersde
luisteren (jij luistert ) dich loêsters
luisteren (luister ik ) loêster ik
luisteren (luister jij ) loêsterse
luisteren (luisterde ik ) loêsterde ik
luisteren (luisterde jij ) loêstersde dich
luisteren (luisterde u ) loêsterde geey
luisteren (luistert u ) loêstert geey
luisteren (u luisterde ) geey loêsterde
luisteren (u luistert ) geey loêstert
lukken (gelukt ) gelôkken
lukken (het lukt ) t lukt

M

maaienmeyen
maaien (gemaaid ) gemeyd
maaien (ik maai ) ik mey
maaien (ik maaide ) ik meyde
maaien (jij maaide ) dich meysde
maaien (jij maait ) dich meys
maaien (maai ik ) mey ik
maaien (maai jij ) meyse
maaien (maaide ik ) meyde ik
maaien (maaide jij ) meydese
maaien (maaide u ) meyde geey
maaien (maaide u) meyde geey
maaien (maait u ) meyt geey
maaien (u maaide ) geey meyde
maaien (u maait ) geey meyt
maandmand
MaandagMandig
maandagavondmandigaovund
maandagochtendmandigmergen
maartmart
MaasbreeBrae
MaasbreesewegBritsewaeg
maken (gemaakt ) gemakt
maken (ik maak ) ik maâk
maken (ik maakte ) ik makde
maken (jij maakt ) dich maks
maken (jij maakte ) dich maksde
maken (maak ik ) maak ik
maken (maak jij ) makse
maken (maakt u ) makt geey
maken (maakte ik ) makde ik
maken (maakte jij ) makdese
maken (maakte u ) makde geey
maken (u maakt ) geey makt
maken (u maakte ) geey makde
malen (gemalen ) gemalen
malen (ik maal ) ik maal
malen (ik maalde ) ik malde
malen (jij maalde ) dich maldes
malen (jij maalt ) dich mûls
malen (maal ik ) maal ik
malen (maal jij ) mulse
malen (maalde ik) malde ik
malen (maalde jij ) maldese
malen (maalde u ) malde geey
malen (maalt u) malt geey
malen (u maalde ) heey malde
malen (u maalt ) geey malt
mannenmansluuy
marktmêrt
medelijdencompassie
meemei
meegemaaktmeigemakt
meemakenmeimaken
MeerloMilder
meestemirste
meestermeister
MeijelMeyel
meisjemegje
meisjesmegjes
MeldersloMelderse
melkbusmelktuit
melkemmermelkkaetel
melkfabriekde fuûs
melkkannentuiten
melkzeefzeeyschottel
melkzeeffiltertjesmelkwetjes
menenmeinen
menen (gemeend ) geménd
menen (ik meen ) ik mein
menen (ik meende ) ik ménde
menen (jij meende ) dich ménsde
menen (jij meent ) dich méns
menen (meen ik ) mein ik
menen (meen jij ) ménse
menen (meende ik ) ménde ik
menen (meende jij ) méndese
menen (meende u ) ménde geey
menen (meent u ) mént geey
menen (u meende ) geey ménde
mennen (gemend ) gemend
mennen (ik men ) ik men
mennen (ik mende ) ik mende
mennen (jij mende ) dich mensde
mennen (jij ment ) dich mens
mennen (men ik ) men ik
mennen (men jij ) mense
mennen (mende ik ) mende ik
mennen (mende jij ) mendese
mennen (mende u ) mende geey
mennen (ment u ) ment geey
mennen (u mende ) geey mende
mennen (u ment ) geey ment
mensmings
mensenmingsen
meppen (gemept ) gemept
meppen (ik mep ) ik mep
meppen (ik mepte ) ik mepde
meppen (jij mept ) dich mepd
meppen (jij mepte ) dich mepsde
meppen (mep ik ) mep ik
meppen (mep jij ) mepse
meppen (mept u ) mept geey
meppen (mepte ik ) mepde ik
meppen (mepte jij ) mepdese
meppen (mepte u ) mepde geey
meppen (u mept ) geey mept
meppen (u mepte ) geey mepde
merken (gemerkt ) gemerkt
merken (ik merk ) ik merk
merken (ik merkte ) ik merkde
merken (jij merkt ) dich merks
merken (jij merkte ) dich merksde
merken (merk ik ) merk ik
merken (merk jij ) merkse
merken (merkt u ) merkt geey
merken (merkte ik ) merkde ik
merken (merkte jij ) merkdese
merken (merkte u ) merkde geey
merken (u merkt ) geey merkt
merken (u merkte ) geey merkde
merriemaer
mest uitrijdenmeês varen
mest verspreidenmeêst braeken
mestgootgrip
mestvaaltmeeshoêp
met bezem vegenkaeren
met vuur spelentontele
meteenmejoaver
metenmaeten
meten (gemeten ) gemaeten
meten (ik mat ) ik maat
meten (ik meet ) ik maet
meten (jij mat ) dich mats
meten (jij meet ) dich mets
meten (mat ik ) maat ik
meten (mat jij ) matse
meten (mat u ) mat geey
meten (meet ik ) maet ik
meten (meet jij ) metse
meten (meet u ) met geey
meten (u mat ) geey mat
meten (u meet ) geey met
MeterikMiêterik
metselaarmetseler
mierzekdempel
mierennestzekdempeleboöch
mijmich
mijmich (meej is GEEN Sevenums!)
mijnmien
mikwêk
misdienaarmissendinder
miskennen (ik misken ) ik misken
miskennen (jij miskende ) dich miskensde
miskennen (jij miskent ) dich miskens
miskennen (misken ik ) misken ik
miskennen (misken jij ) miskense
miskennen (miskend ) miskend
miskennen (miskende ik ) miskende ik
miskennen (miskende jij ) miskendese
miskennen (miskende u ) miskende geey
miskennen (miskent u ) miskent geey
miskennen (u miskende ) geey miskende
miskennen (u miskent ) geey miskent
missen (gemist ) gemeêst
missen (ik mis ) ik mis
missen (ik miste ) ik meêsde
missen (jij mist ) dich meêst
missen (jij miste ) dich meêsde
missen (mis ik ) mis ik
missen (mis jij ) meesse
missen (mist u ) meêst geey
missen (miste jij ) meesdese
missen (miste u ) meesde geey
missen (u mist ) geey meêst
missen (u miste ) geey meêsde
missionarismissiepater
modemoêde
moemuuj
moedermooder
moedertjemeuderke
moetenmôtten
moeten (gemoeten ) gemoôst
moeten (ik moest ) ik moôs
moeten (ik moet ) ik môt
moeten (jij moest ) dich moôs
moeten (Jij moet..) dich mos
moeten (moest ik ) ik moôs
moeten (moest jij ) moosse
moeten (moest u ) moost geey
moeten (moet ik ) môt ik
moeten (moet jij ) môsse
moeten (moet u ) môt geey
moeten (u moest ) geey moôst
moeten (U moet…) geey môt
mogenmoogen
mogen (gemogen ) gemôgd
mogen (ik mag ) ik moog
mogen (ik mocht ) ik môgde
mogen (jij mocht ) dich môgs
mogen (mag jij ) môgse
mogen (mocht jij ) môgdese
mogen (mocht u ) môgde geey
mogen (u mag ) geey môgt
mokkenknoateren
mokken (gemokt ) geknoaterd
mokken (ik mok ) ik knoater
mokken (ik mokte ) ik knoaterde
mokken (jij mokt ) dich knoaters
mokken (jij mokte ) dich knoatersde
mokken (mok ik ) knoater ik
mokken (mok jij ) knoaterse
mokken (mokt u ) knoatert geey
mokken (mokte ik ) knoaterde ik
mokken (mokte jij ) knoaterdese
mokken (mokte u ) knoaterde geey
mokken (u mokt ) geey knoatert
mokken (u mokte ) geey knoaterde
molmoetworm
molenmeûlen
molenaarmulder
mondmonk
mopperaargreekpens
mopperengrêken
mopperen (gemopperd ) gegreekt
mopperen (ik mopper ) ik greek
mopperen (ik mopperde ) ik greekde
mopperen (jij mopperde ) dich greeksde
mopperen (jij moppert ) dich greeks
mopperen (mopper ik ) greek ik
mopperen (mopper jij ) greekse
mopperen (mopperde ik ) greekde ik
mopperen (mopperde jij ) greekdese
mopperen (mopperde u ) greekde geey
mopperen (moppert u ) greekt geey
mopperen (u mopperde ) geey greekde
mopperen (u moppert ) geey greekt
morgenmergen
morgenavondmergenaovund
morgenvroegmergevruuy
morsenslabben
morsen (gemorst ) geslabd
morsen (ik mors ) ik slab
morsen (ik morste) ik slabde
morsen (jij morst ) dich slabs
morsen (jij morste) dich slabsde
morsen (mors ik ) slab ik
morsen (mors je ) slabse
morsen (morst u ) slabt geey
morsen (morste ik ) slabde ik
morsen (morste jij ) slabdese
morsen (morste u ) slabde geey
morsen (u morst ) geey slabt
morsen (u morste ) geey slabde
mufferdgeey kôpt
muismoês
muizenmuûs
muizenvalmoezeval
musflors
mustonnemos

N

naaien (genaaid ) geneyd
naaien (ik naai ) ik ney
naaien (ik naaide ) ik neyde
naaien (jij naaide ) dich neysde
naaien (jij naait ) dich neys
naaien (naai ik ) ney ik
naaien (naai jij ) neyse
naaien (naaide ik ) neyde ik
naaien (naaide jij ) neydese
naaien (naaide u) neyde geey
naaien (naait u) neyt geey
naaien (u naaide ) geey neyde
naaien (u naait ) geey neyt
naainaaldenneynalden
naaldennalden
naar huisna hoês
naastnaeven
nadeligschaylek
natnaat
neefnaef
NeerNaer
negennaegen
negenendertignaegen en dartig
negentiennaegeteen
negentignaegetig
nemennaemen
nemen (genomen ) genômen
nemen (ik nam ) ik naam
nemen (ik neem ) ik naem
nemen (jij nam ) dich nams
nemen (jij neemt ) dich nems
nemen (nam ik ) naam ik
nemen (nam jij ) namse
nemen (nam u ) namt geey
nemen (neem ik ) naem ik
nemen (neem jij ) nêmse
nemen (u nam ) geey namt
nemen (u neemt ) geey nêmt
nestbooch
netelennaetelen
neusnaas
nichtneêch
niemandnemus
nietsnutlapzwans
NieuwjaarNieyaor
niezennisten
niezen (geniesd ) geneest
niezen (ik nies ) ik nist
niezen (ik niesde ) ik nisde
niezen (jij niesde ) dich neesde
niezen (jij niest ) dich neest
niezen (nies ik ) nist ik
niezen (nies jij ) neesse
niezen (niesde ik ) neesde ik
niezen (niesde jij ) neesdese
niezen (niesde u ) neesde geey
niezen (niest u ) neest geey
niezen (u niesde ) geey neesde
niezen (u niest ) geey neest
nijptangnieptang
nodignuûdig
nodigennûyen
nodigen (genodigd ) genud
nodigen (ik nodig ) ik nuûy
nodigen (ik nodigde ) ik nudde
nodigen (jij nodigde ) dich nutsde
nodigen (jij nodigt ) dich nuts
nodigen (nodig ik ) nuûy ik
nodigen (nodig jij ) nudse
nodigen (nodigde ik ) nudde ik
nodigen (nodigde jij ) nuddese
nodigen (nodigde u ) nudde geey
nodigen (nodigt u ) nud geey
nodigen (u nodigde ) geey nudde
nodigen (u nodigt ) geey nut
norsbaaraaf
novembernovvember
NSut spoôr
NS beambtespoôrman

O

ogenoêgen
ogen (geoogd ) geögd
ogen (ik oog ) ik oêg
ogen (ik oogde ) ik ogde
ogen (jij oogde ) dich ogsde
ogen (jij oogt ) dich ogs
ogen (oog ik ) oêg ik
ogen (oog jij ) ogse
ogen (oogde ik ) ogde ik
ogen (oogde jij ) ogdese
ogen (oogde u ) ogde geey
ogen (oogt u ) ogt geey
ogen (u oogde ) geey ogde
ogen (u oogt ) geey oêgt
OirloOelder
oktoberoktoêber
omagrotmoder
omkledenumtrekken
onderonger
onderarmongererm
onderbeenongerbiên
onderbroekongerboks
onderkaakongerkaak
onderkennen (ik onderken ) ik onderken
onderkennen (jij onderkende ) dich onderkensde
onderkennen (jij onderkent ) dich onderkens
onderkennen (onderken ik ) onderken ik
onderkennen (onderken jij ) onderkense
onderkennen (onderkend ) onderkend
onderkennen (onderkende ik ) onderkende ik
onderkennen (onderkende jij ) onderkendese
onderkennen (onderkende u ) onderkende geey
onderkennen (onderkent u ) onderkent geey
onderkennen (u onderkende ) geey onderkende
onderkennen (u onderkent ) geey onderkent
ondersteongerste
ondertussenongerwiêl
onderwegongerwaeg
ongelooflijkongeluûfluk
onkruiddrek
onstuimige windspoeze
ontbijterste koffie
onterenontiêren
onteren (ik onteer ) ik ontiêr
onteren (ik onteerde ) ik ontiêrde
onteren (jij onteerde ) dich ontiêrsde
onteren (jij onteert ) dich ontiêrs
onteren (onteer ik ) ontiêr ik
onteren (onteer jij ) ontiêrse
onteren (onteerd ) ontiêrd
onteren (onteerde ik ) ontiêrde ik
onteren (onteerde jij ) ontiêrdese
onteren (onteerde u ) ontiêrde geey
onteren (onteert u ) ontiêrt geey
onteren (u onteerde ) geey ontiêrde
onteren (u onteert ) geey ontiêrt
ontkennen (ik ontken ) ik ontken
ontkennen (jij ontkende ) dich ontkensde
ontkennen (jij ontkent ) dich ontkens
ontkennen (ontken ik ) ontken ik
ontkennen (ontken jij ) ontkense
ontkennen (ontkend ) ontkend
ontkennen (ontkende ik ) ontkende ik
ontkennen (ontkende jij ) ontkendese
ontkennen (ontkende u ) ontkende geey
ontkennen (ontkent u ) ontkent geey
ontkennen (u ontkende ) geey ontkende
ontkennen (u ontkent ) geey ontkent
ontkomenontkoamen
ontkomen (ik ontkom ) ik ontkoam
ontkomen (ik ontkwam ) ik ontkwaam
ontkomen (jij ontkomt ) dich ontkûms
ontkomen (jij ontkwam ) dich ontkwams
ontkomen (ontkom ik ) ontkoam ik
ontkomen (ontkom jij ) ontkumse
ontkomen (ontkomen ) ontkoamen
ontkomen (ontkomt u ) ontkômt geey
ontkomen (ontkwam ik ) ontkwaam ik
ontkomen (ontkwam jij ) ontkwamse
ontkomen (ontkwam u ) ontkwamt geey
ontkomen (u ontkomt ) geey onkômt
ontkomen (u ontkwam ) geey ontkwamt
ontvangenkriêgen
ontvangen (ik ontvang ) ik kriêg
ontvangen (ik ontving ) ik kraeg
ontvangen (jij ontvangt ) dich kriêgs
ontvangen (jij ontving ) dich kraegs
ontvangen (ontvang ik ) kriêg ik
ontvangen (ontvang jij ) kriegse
ontvangen (ontvangen ) gekraegen
ontvangen (ontvangt u ) kriegt geey
ontvangen (ontving ik ) kraeg ik
ontvangen (ontving je ) kraegse
ontvangen (ontving u ) kraegt geey
ontvangen (u ontvangt ) geey kriêgt
ontvangen (u ontving ) geey kraegt
onweersbuihommelschoor
onzeozze
onze moederos moo of os mooder
onzinkwats
oogoêg
oogstogst
oogstfeestogstfist
ooroêr
op een haar naantrent
opagrotvader
openenöpene
openen (geopende) geöpend
openen (ik open ) ik öpen
openen (ik opende ) ik öpende
openen (jij opende ) dich öpensde
openen (jij opent ) dich öpens
openen (open ik ) öpen ik
openen (open jij ) öpense
openen (opende ik ) öpende ik
openen (opende jij ) öpendese
openen (opende u ) öpende geey
openen (opent u ) öpent geey
openen (u opende ) geey öpende
openen (u opent ) geey öpent
ophangen (hang ik op ) hang ik op
ophangen (hang jij op ) hengse op
ophangen (hangt u op ) hangt geey op
ophangen (hing ik op ) hong ik op
ophangen (hing je op ) hongse op
ophangen (hing u op ) hongt geey op
ophangen (ik hang op ) ik hang op
ophangen (ik hing op ) ik hong op
ophangen (jij hangt op ) dich hengs op
ophangen (jij hing op ) dich hongs op
ophangen (opgehangen ) opgehangen
ophangen (u hangt op ) geey hangt op
ophangen (u hing op ) geey hongt op
ophemelenmoeken
ophemelen (hemel ik op ) moek ik
ophemelen (hemel jij op ) moekse
ophemelen (hemelde ik op ) moekde ik
ophemelen (hemelde jij op ) moekdese
ophemelen (hemelde u op) moekde geey
ophemelen (hemelt u op ) moekt geey
ophemelen (ik hemel op ) ik moek
ophemelen (ik hemelde op ) ik moekde
ophemelen (jij hemelde op ) dich moeksde
ophemelen (jij hemelt op ) dich moeks
ophemelen (opgehemeld) gemoekt
ophemelen (u hemelde op) geey moekde
ophemelen (u hemelt op ) geey moekt
opkoper oude materialenoud iêzer kel
opleggen (ik leg op ) ik leg op
opleggen (ik legde op ) ik lâg op
opleggen (jij legde op ) dich lâgs op
opleggen (jij legt op ) dich legs op
opleggen (legde ik op ) lâg ik op
opleggen (legde jij op ) lâgse op
opleggen (legde u op ) lâgt geey op
opleggen (opgelegd ) opge lâg
opleggen (u legde op ) geey lâgt op
opleggen (u legt op ) geey legt op
opleidenopleyen
opleiden (ik leid op ) ik ley op
opleiden (jij opleidt ) dich leys op
opleiden (opgeleid ) opgeleyd
opleiden (u opleidt ) geey leyt op
opluchtenopleûgten
oppassen (ik pas op ) ik pas op
oppassen (ik paste op ) ik pees op
oppassen (jij past op ) dich paes op
oppassen (jij paste op ) dich pees op
oppassen (opgepast ) opgepâst
oppassen (pas ik op ) pas ik op
oppassen (pas jij op ) paesse op
oppassen (paste ik op ) pees ik op
oppassen (paste jij op ) peesse op
oppassen (paste u op ) peest geey op
oppassen (u past op ) geey past op
oppassen (u paste op ) geey peest op
opruimenopruûmen
opruimen (ik ruim op ) ik ruûm op
opruimen (ik ruimde op ) ik ruumde op
opruimen (jij ruimde op ) dich ruumsde op
opruimen (jij ruimt op ) dich ruums op
opruimen (opgeruimd ) ogeruumd
opruimen (ruim jij op ) ruumse op
opruimen (ruimde ik op ) ruumde ik op
opruimen (ruimde jij op ) ruumdese op
opruimen (ruimde u op) ruumde geey op
opruimen (u ruimde op ) geey ruumde op
opruimen (u ruimt op ) geey ruumt op
opscheppenopschuppen
opscheppen ( jij schept op ) dich schûps op
opscheppen (ik schep op ) ik schûp op
opscheppen (ik schepte op ) ik schûpde op
opscheppen (jij schept op ) dich schûps op
opscheppen (jij schepte op ) dich schûpsde op
opscheppen (opgeschept ) opgeschûpt
opscheppen (schep ik op ) schûp ik op
opscheppen (schep jij op ) schûpse op
opscheppen (schept u op ) schûpt geey op
opscheppen (schepte ik op ) schûpde ik op
opscheppen (schepte jij op ) schûpdese op
opscheppen (schepte jij op ) schûpsdese op
opscheppen (schepte u op ) schûpde geey op
opscheppen (u schept op ) geey schûpt op
opscheppen (u schepte op ) geey schûpde op
opzetstukken voor silohugsels
orenoêre
orenoêren
orthopeedknôkendokter
ouderlijk huiselderluk hoês
ouderselders
overeindouverengd
overhemdsporthemd
overhorenaafvroagen
overhoren (ik overhoor ) ik vroag aaf
overhoren (ik overhoorde ) ik vroog aaf
overhoren (jij overhoorde ) dich vroogs aaf
overhoren (jij overhoort ) dich vrugs aaf
overhoren (overhoor ik ) vroag ik aaf
overhoren (overhoor jij ) vrugse aaf
overhoren (overhoord ) aafgevrâgd
overhoren (overhoorde ik ) vroog ik aaf
overhoren (overhoorde jij ) vroogse aaf
overhoren (overhoorde u ) vroogt geey aaf
overhoren (overhoort u ) vragt geey aaf
overhoren (u overhoorde ) geey vroogt aaf
overhoren (u overhoort ) geey vragt aaf
overleggenordeneere
overmorgenouvermergen
overwinnenovverwinnen
overwinnen (ik overwin ) ik ovverwin
overwinnen (ik overwon ) ik ovverwôn
overwinnen (jij overwint ) dich ovverwins
overwinnen (jij overwon ) dich ovverwôns
overwinnen (overwin ik ) ovverwin ik
overwinnen (overwin jij ) ovverwinse
overwinnen (overwint u ) ovverwint geey
overwinnen (overwon ik ) ovverwôn ik
overwinnen (overwon jij ) ovverwônse
overwinnen (overwon u ) ovverwônt geey
overwinnen (overwonnen ) ovverwônnen
overwinnen (u overwint ) geey ovverwint
overwinnen (u overwon ) geey ovverwônt

P

paadjepedje
paardpaerd
paardenbloemenstoeben
paardenhoofdstukpaerdenhudsel
paardenstalpaerdestâl
paardentuiggetuug
paardenvoer voor onderwegkopzak
pachtgeldde pâch
padpaâd
pakken (gepakt ) gepakt
pakken (ik pak ) ik pak
pakken (ik pakte ) ik peek
pakken (jij pakt ) dich pêks
pakken (jij pakte ) dich peeks
pakken (pak ik ) pak ik
pakken (pak jij ) pêkse
pakken (pakt u ) pakt geey
pakken (pakte ik ) peek ik
pakken (pakte jij ) peekse
pakken (pakte u ) peekt geey
pakken (u pakt ) geey pakt
pakken (u pakte ) geey peekt
pakkist voor eireneierkeest
pannenkoekpannekook
PanningenPanninge
pantoffelspetoefels
papierpepeer
parkeerplaatsperkierplats
PasenPasse
passen (gepast ) gepâst
passen (ik pas ) ik pas
passen (ik paste ) ik pasde
passen (jij past ) dich paês
passen (jij paste ) dich peês
passen (pas ik ) pas ik
passen (pas jij ) paesse
passen (past u ) pâst geey
passen (paste ik ) pâsde ik
passen (paste jij ) peês dich
passen (paste u ) peêst geey
passen (u past ) geey pâst
passen (u paste ) geey peêst
patrijzenpetriêzen
perenpaeren
perensappaerenaat
petkieps
petjekiepske
petroleumpetraolium
peukjestumpke
piekerenprakkezeren
piekeren (gepiekerd ) geprakkezeerd
piekeren (ik pieker ) ik prakkezeer
piekeren (ik piekerde ) ik prakkezeerde
piekeren (jij piekerde ) dich prakkezeersde
piekeren (jij piekert ) dich prakkezeers
piekeren (pieker jij ) prakkezeerse
piekeren (piekerde jij ) prakkezeerdese
piekeren (piekerde u ) prakkezeerde geey
piekeren (piekert u ) prakkezeert geey
piekeren (u piekerde ) geey prakkezeerde
piekeren (u piekert ) geey prakkezeert
pierpeer
pijnpiên
pijppiêp
pijptabakpiêptabak
pikken (gepikt ) gepikt
pikken (ik pik ) ik pik
pikken (ik pikte ) ik pikde
pikken (jij pikt ) dich piks
pikken (jij pikte ) dich piksde
pikken (pik ik ) pik ik
pikken (pik jij ) pikse
pikken (pikt u ) pikt geey
pikken (pikte ik ) pikde ik
pikken (pikte jij ) pikdese
pikken (pikte u ) pikde geey
pikken (u pikt ) geey pikt
pikken (u pikte ) geey pikde
pinda`sapenötjes
pinnen (gepind ) gepind
pinnen (ik pin ) ik pin
pinnen (ik pinde ) ik pinde
pinnen (jij pinde ) dich pinsde
pinnen (jij pint ) dich pins
pinnen (pin ik ) pin ik
pinnen (pin je ) pinse
pinnen (pinde ik ) pinde ik
pinnen (pinde je ) pindese
pinnen (pinde u ) pinde geey
pinnen (pint u ) pint geey
pinnen (u pinde ) geey pinde
pinnen (u pint ) geey pint
pitten (gepit ) gepit
pitten (ik pit ) ik pit
pitten (jij pit ) dich pits
pitten (jij pitte ) dich pitsde
pitten (pit ik ) pit ik
pitten (pit jij ) pitse
pitten (pit u ) pit geey
plaatsjepletske
plakboekplekbook
plakselpleksel
plantenpôten
planten (geplant ) gepôt
planten (ik plant ) ik poat
planten (jij plant ) dich pôts
planten (jij plantte ) dich podse
planten (plant ik ) poat ik
planten (plant jij ) pôtse
planten (plant u ) pôt geey
planten (u plant ) geey pôt
plassenpissen
plassen (geplast ) gepeest
plassen (ik plas ) ik pis
plassen (ik plaste ) ik peêsde
plassen (jij plast ) dich peês
plassen (jij plaste ) dich peêsde
plassen (plas jij ) peêsse
plassen (plast u ) peêst geey
plassen (plaste jij ) peêsdese
plassen (plaste u ) peêsde geey
plassen (u plast ) geey peêst
plassen (u plaste ) geey peêsde
platte schopbatschup
ploegploog
ploegenbouwen
plooienplôyen
plooien (geplooid ) geployd
plooien (ik plooi ) ik ploy
plooien (ik plooide ) ik ployde
plooien (jij plooide ) jij ploysde
plooien (jij plooit ) dich ploys
plooien (plooi ik ) ploy ik
plooien (plooi jij ) ployse
plooien (plooide ik ) ployde ik
plooien (plooide jij ) ploydese
plooien (plooide u ) ployde u
plooien (plooit u ) ployt u
plooien (u plooide) geey ployde
plooien (u plooit ) geey ployt
plotsopéns
pluimveehouderhennenboor
plukken (geplukt ) geplokken
plukken (ik pluk ) ik pluk
plukken (ik plukte ) ik plok
plukken (jij plukt ) dich pluks
plukken (jij plukte ) dich ploks
plukken (pluk ik ) pluk ik
plukken (pluk jij) plukse
plukken (plukt u ) plukt geey
plukken (plukte jij) plokse
plukken (plukte u ) plokt geey
plukken (u plukt ) geey plukt
plusfourpofboks
popispot
politiepliesie
pollepelschöplaepel
pookrôkeliêzer
poort in afrasteringvoôrgaat
pootjebadenputjebeyen
positief verhalenstuûten
postbodebreevendraeger
potjepötje
potlodenpotluuy
potloodpotloêd
praatjesprôtjes
praatjesmakerzwetsmajoêr
pratenproaten
pratenproate
praten (gepraat ) geprâd
praten (ik praat ) ik proat
praten (ik praatte ) ik prâdde
praten (jij praat ) dich prâts
praten (jij praatte ) dich prâdsde
praten (kwats uitkramen) kalle
praten (praat ik ) proat ik
praten (praat jij ) prâts dich
praten (praat u ) prât geey
praten (praatte jij ) prâddese
praten (praatte u ) prâdde gey
praten (u praat ) geey prât
praten (u praatte ) geey prâdde
preciespront
preisappreinaat
prekenpraeken
prijzenpriêzen
prijzen (geprezen ) gepraezen
prijzen (ik prees ) ik praes
prijzen (ik prijs ) ik priês
prijzen (jij preest ) dich praes
prijzen (jij prijst ) dich priês
prijzen (prees ik ) praes ik
prijzen (prees jij ) praes dich
prijzen (prees u ) praest geey
prijzen (prijs ik ) priês ik
prijzen (prijs jij ) priesse
prijzen (prijst u ) priest geey
prijzen (u prees ) geey praest
prijzen (u prijst ) geey priest
prikkeldraadpuntdroad
prikkeldraadstoekdroad
procesverbaalperses
proevenpreuven
proeven (geproefd ) geprufd
proeven (ik proef ) ik preuf
proeven (ik proefde ) ik prufde
proeven (jij proefde ) dich prufsde
proeven (jij proeft ) dich prufs
proeven (proef ik ) preuf ik
proeven (proef jij ) prufse
proeven (proefde jij ) prufdese
proeven (proefde u ) prufde geey
proeven (proeft u ) pruft geey
proeven (u proefde ) geey prufde
proeven (u proeft ) geey pruft
professorperfesser
proficiatunne
proppen (gepropt ) gepropt
proppen (ik prop ) ik prop
proppen (ik propte ) ik propde
proppen (jij propt ) dich props
proppen (jij propte ) dich propsde
proppen (prop ik ) prop ik
proppen (prop je ) propse
proppen (propt u ) propt geey
proppen (propte ik ) propde ik
proppen (propte je ) propsdese
proppen (propte u ) propde geey
proppen (u propte ) geey propde
proppenschieter (uitgehold vlierhout) knaptoet
pruikproêk
pruimenproêmen
pruimensapproêmenaat
pruimenvlaaiproêmeflaai
pruimtabakproêmtebak
prulgoedknômmel
psychiatrische inrichtinggekkenhoês
puffen (gepuft ) gepeûft
puffen (ik puf ) ik puf
puffen (ik pufte ) ik peûfde
puffen (jij puft ) dich peûfs
puffen (jij pufte ) dich peûfsde
puffen (puf ik ) puf ik
puffen (puf jij ) peûfse
puffen (puft u ) peûft geey
puffen (pufte ik ) peûfde ik
puffen (pufte jij ) peûfdese
puffen (pufte u ) peûfde geey
puffen (u puft ) geey peûft
puffen (u pufte ) geey peûfde
puntenlijperpotloêdsliêper

R

raadhuisraodhoês
radenroayen
raden (geraden ) geroayen
raden (ik raad ) ik roay
raden (ik ried ) ik rooy
raden (jij raadt ) dich ruts
raden (jij ried ) dich rooys
raden (raad jij ) rutse
raden (raadt u ) rad geey
raden (ried jij ) rooyse
raden (ried u ) rooyt gey
raden (u raadt ) geey radt
raden (u ried ) geey rooyt
raken (geraakt ) gerakt
raken (ik raak ) ik raak
raken (ik raakte ) ik rakde
raken (jij raakt ) dich raks
raken (jij raakte ) dich raksde
raken (raak je ) rakse
raken (raakt u ) rakt geey
raken (raakte jij ) rakdese
raken (raakte u ) rakde geey
raken (u raakt ) geey rakt
raken (u raakte ) geey rakde
ranselknapzak
rapen (geraapt ) gerapt
rapen (ik raap ) raâp
rapen (ik raapte) ik rapde
rapen (jij raapt ) dich raps
rapen (jij raapte ) dich rapsde
rapen (raap ik) raap ik
rapen (raap jij ) rapse
rapen (raapt u ) rapt geey
rapen (raapte ik) rapde ik
rapen (raapte jij ) rapsde dich
rapen (raapte u ) rapde geey
rapen (u raapt ) geey rapt
rapen (u raapte ) geey rapde
rapen (wij rapen) weey rapen
ravenravels
regenraegen
regenjasraegenjas
rekenenraekenen
rekenen (gerekend ) geraekend
rekenen (ik reken ) ik raeken
rekenen (ik rekende ) ik raekende
rekenen (jij rekende ) dich raekensde
rekenen (jij rekent ) dich raekens
rekenen (reken ik ) raeken ik
rekenen (reken jij ) raekense
rekenen (rekende ik ) raekende ik
rekenen (rekende jij ) raekendese
rekenen (rekende u ) raekende geey
rekenen (rekent u ) raekent geey
rekenen (u rekende ) geey raekende
rekenen (u rekent ) geey raekent
remmen (geremd ) geremd
remmen (ik rem ) ik rem
remmen (ik remde ) ik remde
remmen (jij remde ) dich remsde
remmen (jij remt ) dich rems
remmen (rem ik ) rem ik
remmen (rem jij ) remse
remmen (remde ik ) remde ik
remmen (remde jij ) remdese
remmen (remde u ) remde geey
remmen (remt u ) remt geey
remmen (u remde ) geey remde
remmen (u remt ) geey remt
rennen (u rende ) geey rende
rennen ( rende jij ) rendese
rennen ( rende u ) rende geey
rennen (gerend ) gerend
rennen (ik ren ) ik ren
rennen (ik rende ) ik rende
rennen (jij rende ) dich rensde
rennen (jij rent ) dich rens
rennen (ren ik ) ren ik
rennen (ren jij ) rense
rennen (rende ik ) rende ik
rennen (rende jij ) rendese
rennen (rende u ) rende geey
rennen (rent u ) rent geey
rennen (u rende ) geey rende
rennen (u rent ) geey rent
reparerenmaken
repareren (gerepareerd ) gemakt
repareren (ik repareer ) ik maak
repareren (ik repareerde ) ik makde
repareren (jij repareerde ) dich maksde
repareren (jij repareert ) dich maks
repareren (repareer ik ) maak ik
repareren (repareer jij ) makse
repareren (repareerde jij ) makdese
repareren (repareerde u ) makde geey
repareren (repareert u ) makt geey
repareren (u repareerde ) geey makde
repareren (u repareert ) geey makt
reumathiekrimmetiek
Reuverde Ruiver
riekreek
rijbewijsrieybewiês
rijdenrieyen
rijden (gereden ) geraeyen
rijden (ik reed ) ik raey
rijden (ik rijd ) ik riey
rijden (jij rijdt ) dich rieys
rijden (reed jij ) raeyse
rijden (reed u ) raeyt geey
rijden (rijd ik ) raeyse
rijden (rijd jij ) raeyse
rijden (rijdt u ) raeyt geey
rijden (u reed ) geey raeyt
rijden (u rijdt ) geey raeyt
rijgenriêgen
rijgen (geregen ) geraegen
rijgen (ik reeg ) ik raeg
rijgen (ik rijg ) ik riêg
rijgen (jij reeg ) dich raegs
rijgen (jij rijgt ) dich riêgs
rijgen (reeg ik ) raeg ik
rijgen (reeg jij ) raegse
rijgen (reeg u ) raegt geey
rijgen (rijg ik ) riêg ik
rijgen (rijg jij ) riegse
rijgen (rijgt u ) riegt geey
rijgen (u reeg ) geey raegt
rijgen (u rijgt ) geey riêgt
rijstevlaairiêsteflaai
rode bessenroey miemere
rode koolroêd mos
roeien (geroeid ) geroeid
roeien (ik roei ) ik roei
roeien (ik roeide ) ik roeide
roeien (jij roeide ) dich roeisde
roeien (jij roeit ) dich roeis
roeien (roei ik ) roei ik
roeien (roei jij ) roeise
roeien (roeide ik ) roeide ik
roeien (roeide jij ) roeidese
roeien (roeide u ) roeide geey
roeien (roeit u ) roeyt geey
roeien (u roeide ) geey roeide
roeien (u roeit ) geey roeit
roepenrôpen
roepen (geroepen) geropen
roepen (ik riep) ik reep
roepen (ik roep) ik roop
roepen (jij riep) dich reeps
roepen (jij roept) dich rups
roepen (riep jij ) reepse
roepen (riep u ) reept geey
roepen (roep ik ) roop ik
roepen (roep jij ) rupse
roepen (roept u ) ropt geey
roepen (u riep) geey reept
roepen (u roept) geey ropt
roeren (geroerd) gereûrd
roeren (ik roer ) ik reûr
roeren (ik roerde ) ik reûrde
roeren (jij roerde ) dich reûrsde
roeren (jij roert) dich reûrs
roeren (roer ik ) reûr ik
roeren (roer jij ) reûrse
roeren (roerde ik ) reûrde ik
roeren (roerde jij ) reûrdese
roeren (roerde u ) reûrde geey
roeren (roert u ) reûrt geey
roeren (u roerde ) geey reûrde
roeren (u roert) geey reûrt
RoermondRemungd
roetroot
roggekoaren
rokenroêken
roken (gerookt ) gerôkt
roken (ik rook ) ik roêk
roken (ik rookte ) ik rôkde
roken (jij rookt ) dich rôks
roken (jij rookte ) dich rôksde
roken (rook je ) rôkse
roken (rookt u ) rôkt geey
roken (rookte jij ) rôkdese
roken (rookte u ) rôkde geey
roken (u rookt ) geey rôkt
roken (u rookte ) geey rôkde
rollen (gerold ) gerold
rollen (ik rol ) ik rol
rollen (ik rolde ) ik rolde
rollen (jij rolde ) dich rolsde
rollen (jij rolt ) dich rols
rollen (rol ik ) rol ik
rollen (rol jij ) rolse
rollen (rolde ik ) rolde ik
rollen (rolde jij ) roldese
rollen (rolde u ) rolde geey
rollen (rolt u ) rolt geey
rollen (u rolde ) geey rolde
rollen (u rolt ) geey rolt
rondjerundje
rooien (gerooid ) gerooid
rooien (ik rooi ) ik rooi
rooien (ik rooide ) ik rooide
rooien (jij rooide ) dich rooisde
rooien (jij rooit ) dich roois
rooien (rooi ik ) rooi ik
rooien (rooi jij ) rooise
rooien (rooide jij ) rooidese
rooien (rooide u ) rooide geey
rooien (rooit u ) rooit geey
rooien (u rooide ) geey rooide
rooien (u rooit ) geey rooit
rookvleesruûkvleis
rot opstufoe
rouwen (gerouwd ) gerouwd
rouwen (ik rouw ) ik rouw
rouwen (ik rouwde ) ik rouwde
rouwen (jij rouwde ) dich rouwsde
rouwen (jij rouwt ) dich rouws
rouwen (rouwde ik ) rouwde ik
rouwen (rouwde jij ) rouwdese
rouwen (rouwde u ) rouwde geey
rouwen (u rouwde ) geey rouwde
rouwen (u rouwt ) geey rouwt
rozenkransroêzekrans
rozijnenkrinten
rugruk
ruikenruuken
ruiken (geroken ) gerôken
ruiken (ik rook ) ik rôôk
ruiken (ik ruik ) ik ruûk
ruiken (jij rook ) dich rôôks
ruiken (jij ruikt ) dich ruuks
ruiken (rook jij ) rôôkse
ruiken (rookt u ) rôôkt geey
ruiken (ruik je ) ruukse
ruiken (ruikt u ) ruukt geey
ruiken (u rook ) geey rôôkt
ruiken (u ruikt ) geey ruukt
ruilen (geruild ) geruild
ruilen (ik ruil ) ik ruil
ruilen (ik ruilde ) ik ruilde
ruilen (jij ruilde ) dich ruilsde
ruilen (jij ruilt ) dich ruils
ruilen (ruil je ) ruilse
ruilen (ruilde ik ) ruilde ik
ruilen (ruilde jij ) ruildese
ruilen (ruilde u ) ruilde geey
ruilen (u ruilde ) geey ruilde
ruilen (u ruilt ) geey ruilt
ruilhandel doenkoêtelen
ruimenruûmen
ruimen (geruimd ) ogeruumd
ruimen (ik ruim ) ik ruûm
ruimen (ik ruimde ) ik ruumde
ruimen (jij ruimde ) dich ruumsde
ruimen (jij ruimt ) dich ruums
ruimen (ruim jij ) ruumse
ruimen (ruimde ik ) ruumde ik
ruimen (ruimde jij ) ruumdese
ruimen (ruimde u ) ruumde geey
ruimen (u ruimde ) geey ruumde
ruimen (u ruimt ) geey ruumt
ruinruûn
ruiterruûter
rukken (gerukt ) gerukt
rukken (ik ruk ) ik ruk
rukken (ik rukte ) ik rukde
rukken (jij rukt ) dich ruks
rukken (jij rukte ) dich ruksde
rukken (ruk ik ) ruk ik
rukken (ruk jij ) rukse
rukken (rukt u ) rukt geey
rukken (rukte ik ) rukde ik
rukken (rukte jij ) rukdese
rukken (rukte u ) rukde geey
rukken (u rukt ) geey rukt
rukken (u rukte ) geey rukde
rundveehouderkoewenboor
rundvleesrungsvleis
rustenrösten
rusten (gerust ) geröst
rusten (ik rust ) ik rös
rusten (ik rustte ) ik rösde
rusten (jij rust ) dich rös
rusten (jij rustte ) dich rösde
rusten (rust ik ) rös ik
rusten (rust jij ) rösse
rusten (rust u ) röst geey
rusten (rustte ik ) rösde ik
rusten (rustte jij ) rösdese
rusten (rustte u ) rösde geey
rusten (u rust ) geey röst
rusten (u rustte ) geey rösde
ruwroôw

S

schaamteschamte
schaapschaôp
schaapherderschiêper
schaarschiêr
schaatsenschatsen
schaatsen (geschaatst ) geschatst
schaatsen (ik schaats ) ik schats
schaatsen (ik schaatste ) ik schatsde
schaatsen (jij schaatst ) dich schatst
schaatsen (jij schaatste ) dich schatsde
schaatsen (schaats ik ) schats ik
schaatsen (schaats jij ) schatsse
schaatsen (schaatst u ) schatst geey
schaatsen (schaatste ik ) schatsde ik
schaatsen (schaatste jij ) schatsdese
schaatsen (schaatste u ) schatsde geey
schaatsen (u schaatst ) geey schatst
schaatsen (u schaatste) geey schatsde
schamelschaemel
schamen (ik schaam ) ik schaam
schamen (ik schaamde ) ik schamde
schamen (jij schaamde ) dich schamsde
schamen (jij schaamt ) dich schams
schamen (schaam ik ) schaam ik
schamen (schaam je ) schamse
schamen (schaamde jij ) schamdese dich
schamen (schaamde u ) schamde geey ow
schamen (schaamt u? ) schamt geey?
schamen (u schaamde ) geey schamde
schamen (u schaamt ) geey schamt
schapenstalschapskuuy
scharenschiêren
scharenslijperschiêresliêper
schateren (geschaterd ) geschaterd
schateren (ik schater ) ik schater
schateren (ik schaterde ) ik schaterde
schateren (jij schaterde ) dich schatersde
schateren (jij schatert ) dich schaters
schateren (schater ik ) schater ik
schateren (schater jij ) schaterse
schateren (schaterde ik ) schaterde ik
schateren (schaterde jij ) schatersde dich
schateren (schaterde u ) schaterde geey
schateren (schatert u ) schatert geey
schateren (u schaterde ) geey schaterde
schateren (u schatert ) geey schatert
scheefscheif
scheenbeenschaenbiên
schelden (gescholden ) gescholden
schelden (ik scheld ) ik schëld
schelden (ik schold ) ik schold
schelden (jij scheldt ) dich schuls
schelden (jij schold ) dich scholds
schelden (scheld ik ) scheld ik
schelden (scheld jij ) schulse
schelden (scheldt u ) scheldt geey
schelden (schold jij ) scholdse
schelden (schold u ) schold geey
schenenschaenen
scherenschaeren
scheveschijve
schieten (geschoten ) geschôten
schieten (het schiet ) ut schuut
schieten (ik schiet ) ik scheêt
schieten (ik schoot ) ik schôôt
schieten (jij schiet ) dich schuuts
schieten (jij schoot ) dich schôôts
schieten (schiet ik ) scheêt ik
schieten (schiet je ) schuutse
schieten (schiet jij ) schuutse
schieten (schiet u ) schit geey
schieten (schoot jij ) schôôtse
schieten (schoot u ) schôôt geey
schieten (u schiet ) geey schit
schieten (u schoot ) geey schôôt
schijfschiëf
schikken (geschikt ) geschikt
schikken (ik schik ) ik schik
schikken (ik schikte ) ik schikde
schikken (jij schikt ) dich schiks
schikken (jij schikte ) dich schiksde
schikken (schik ik ) schik ik
schikken (schik jij ) schikse
schikken (schikt u ) schikt geey
schikken (schikte ik ) schikde ik
schikken (schikte jij ) schikdese
schikken (schikte u ) schikde geey
schikken (u schikt ) geey schikt
schikken (u schikte ) geey schikde
schillenschéllen
schillen (geschild ) geschéld
schillen (ik schil ) ik schél
schillen (ik schilde ) ik schélde
schillen (jij schilde ) dich schélsde
schillen (jij schilt ) dich schéls )
schillen (schil ik) schél ik
schillen (schil jij ) schélse
schillen (schilde jij ) schéldese
schillen (schilde u ) schélde geey
schillen (schilt u ) schélt geey
schillen (u schilde ) geey schélde
schim in het donkerboekels
schoenschoôn
schoenenschôôn
schoenmakerschoester
schoenvetersschoonremen
schoffelschoefel
schoffelenschoeffelen
schoffelen (geschoffeld ) geschoefeld
schoffelen (ik schoffel ) ik schoefel
schoffelen (ik schoffelde ) ik schoefelde
schoffelen (jij schoffelde ) dich schoefelsde
schoffelen (jij schoffelt ) dich schoefels
schoffelen (schoffel ik ) schoefel ik
schoffelen (schoffel jij ) schoefelse
schoffelen (schoffelde jij ) schoefelsdese
schoffelen (schoffelde u ) schoefelde geey
schoffelen (schoffelt u ) schoefelt geey
schoffelen (u schoffelt ) geey schoefelt
schooienschôyen
schooien (geschooid ) geschoyd
schooien (ik schooi ) ik schoy
schooien (ik schooide ) ik schoyde
schooien (jij schooide ) dich schoisde
schooien (jij schooit ) dich schoys
schooien (schooi ik ) schoy ik
schooien (schooi jij ) schoyse
schooien (schooide ik ) schoyde ik
schooien (schooide jij ) schoydese
schooien (schooide u ) schoyde geey
schooien (schooit u ) schoyt geeey
schooien (u schooide) geey schoyde
schooien (u schooit ) geey schoyt
schooierkruuyer
schoolschoêl
schoolboekenschoêlbeûk
schoon (mooi ) schoên
schoorsteenschouw
schoorsteenmantelschouwmangtel
schoortseen vegenschouw poetsen
schop (spade ) schöp
schoppenschûppen
schoppen (geschopt ) geschpt
schoppen (ik schop ) ik schûp
schoppen (ik schopte ) ik schûpde
schoppen (jij schopt ) dich schûps
schoppen (jij schopte ) dich schûpsde
schoppen (schop je ) schûpse
schoppen (schopt u ) schûpt geey
schoppen (schopte jij ) schûpsdese
schoppen (schopte u ) schûpde geey
schoppen (u schopt ) geey schûpt
schoppen (u schopte ) geey schûpde
schortscholk
schoudersschouwers
schramschroam
schrapenscharren
schrapen (geschraapt ) geschard
schrapen (ik schraap ) ik schar
schrapen (ik schraapte ) ik scharde
schrapen (jij schraapt ) dich schars
schrapen (jij schraapte ) dich scharsde
schrapen (schraap ik ) schar ik
schrapen (schraap jij ) scharse
schrapen (schraapt u ) schart geey
schrapen (schraapte ik ) scharde ik
schrapen (schraapte jij ) schardese
schrapen (schraapte u ) scharde geey
schrapen (u schraapt ) geey schart
schrapen (u schraapte ) geey scharde
schreeuwenkaken
schreeuwen (geschreeuwd ) gekakt
schreeuwen (Ik schreeuw ) ik kaak
schreeuwen (ik schreeuwde) ik kakde
schreeuwen (jij schreeuwt ) dich kaks
schreeuwen (schreeuw ik ) kaak ik
schreeuwen (schreeuw je ) kakse
schreeuwen (schreeuwde ik ) kakde ik
schreeuwen (schreeuwde jij) kakdese
schreeuwen (schreeuwde u) kakde geey
schreeuwen (schreeuwt u ) kakt geey
schreeuwen (u schreeuwde) geey kakde
schreeuwen (u schreeuwt ) geey kakt
schreienschrauwen
schreien (geschreid ) geschrauwd
schreien (ik schrei ) ik schrauw
schreien (ik schreide ) ik schrauwde
schreien (jij schreide ) dich schrauwsde
schreien (jij schreit ) dich schrauws
schreien (schrei ik ) schrauw ik
schreien (schrei jij ) schrauwse
schreien (schreide jij ) schrauwsde dich
schreien (schreide u ) schrauwde geey
schreien (schreit u ) schrauwt geey
schreien (u schreide ) geey schrauwde
schreien (u schreit ) geey schrauwt
schrijdenschriêen
schrijvenschriêven
schrijven (geschreven ) geschraeven
schrijven (ik schreef ) ik schraef
schrijven (ik schrijf ) ik schriêf
schrijven (jij schreef ) dich schraefs
schrijven (jij schrijft ) dich schriêfs
schrijven (schreef jij ) schraefse
schrijven (schreef u ) schraeft geey
schrijven (schrijf ik ) schriêf ik
schrijven (schrijf jij ) schriêfse
schrijven (schrijft u ) schriêft geey
schrijven (u schrijft ) geey schriêft
schrobbenschroeben
schrobben (geschrobd ) geschroebd
schrobben (ik schrob ) ik schroeb
schrobben (ik schrobde ) ik schroebde
schrobben (jij schrobde ) dich schroebsde
schrobben (jij schrobt ) dich schroebs
schrobben (schrob ik ) schroeb ik
schrobben (schrob jij ) schroebse
schrobben (schrobde jij ) schroebsdese
schrobben (schrobde u ) schroebde geey
schrobben (schrobt u ) schroebt geey
schrobben (u schrobde ) geey schroebde
schrobben (u schrobt ) geey schroebt
schuifelenschroêvelen
schuimspaanschoêmspoan
schuren (geschuurd ) geschôôrd
schuren (ik schuur ) ik schôôr
schuren (ik schuurde ) ik schôôrde
schuren (jij schuurde ) dich schôôrsde
schuren (jij schuurt ) dich schôôrs
schuren (schuur ik ) schôôr ik
schuren (schuur jij ) schôôrse
schuren (schuurde jij ) schôôrsdese
schuren (schuurde u ) schôôrde geey
schuren (schuurt u ) schôôrt geey
schuren (u schuurde ) geey schôôrde
schuren (u schuurt ) geey schôôrt
schuren (werkwoord ) schoren
schuur (gebouw ) scheur
sedertvanaaf
SevenumZaerum
sevenumse gewoontenzaerumse moêde
sinaasappelappelesiên
sindssunkt
SinterklaasSinterklas
siroopkroêt
slaanhouwen
slaan (geslagen) gehouwd
slaan (ik sla ) ik houw
slaan (ik sloeg ) ik houwde
slaan (jij slaat ) dich houws
slaan (jij sloeg ) dich houwsde
slaan (sla ik ) houw ik
slaan (sla jij ) houwse
slaan (slaat u ) houwt geey
slaan (sloeg ik ) houwde ik
slaan (sloeg jij ) houwdese
slaan (sloeg u ) houwde geey
slaan (u slaat ) geey houwt
slaan (u sloeg ) geey houwde
slagen (geslaagd ) geslaagd
slagen (ik slaag ) ik slaag
slagen (ik slaagde ) ik slaagde
slagen (jij slaagde ) dich slaagsde
slagen (jij slaagt ) dich slaags
slagen (slaag ik ) slaag ik
slagen (slaag jij ) slaagse
slagen (slaagde ik ) slaagde ik
slagen (slaagde jij ) slaagdese
slagen (slaagde u ) slaagt geey
slagen (slaagt u ) slaagt geey
slagen (u slaagde ) geey slaagde
slagen (u slaagt ) geey slaagt
slagerslêchter
slapvasel
slapensloapen
slapen (geslapen ) gesloapen
slapen (ik slaap ) ik sloap
slapen (ik sliep ) ik sleep
slapen (jij slaapt ) dich slups
slapen (jij sliep ) dich sleeps
slapen (slaap iksloap ik
slapen (slaap jij ) slupse
slapen (slaapt u ) slapt geey
slapen (sliep ik ) sleep ik
slapen (sliep jij ) sleepse
slapen (sliep u ) sleept geey
slapen (u slaapt ) geey slapt
slapen (u sliep ) geey sleept
slepensleipen
slepen (gesleept ) geslépt
slepen (ik sleep ) ik sleîp
slepen (ik sleepte ) ik slépde
slepen (jij sleept ) dich sléps
slepen (jij sleepte ) dich slépsde
slepen (sleep ik ) sleîp ik
slepen (sleep jij ) slépse
slepen (sleept u ) slépt geey
slepen (sleepte ik ) slépde ik
slepen (sleepte jij ) slépdese
slepen (sleepte u ) slépde geey
slepen (u sleept ) geey slépt
slepen (u sleepte ) geey slépde
slijpensliêpen
slijpen (geslepen) geslaepen
slijpen (ik sleep ) il slaep
slijpen (ik slijp ) ik sliêp
slijpen (jij sleep) dich slaeps
slijpen (jij slijpt ) dich slieps
slijpen (sleep ik ) slaep ik
slijpen (sleep jij ) slaepse
slijpen (sleep u ) slaept geey
slijpen (slijp ik ) sliêp ik
slijpen (slijp jij ) sliepse
slijpen (slijpt u ) sliept geey
slijpen (u sleep ) geey slaept
slijpen (u slijpt ) geey sliept
slijptolsliêptôl
slijtensliêten
slijten (gesleten ) geslaeten
slijten (ik sleet ) ik slaet
slijten (ik slijt ) ik sliêt
slijten (jij sleet ) dich slaets
slijten (jij slijt ) dich sliets
slijten (sleet ik ) slaet ik
slijten (sleet jij ) slaetse
slijten (sleet u ) slaet geey
slijten (slijt ik ) sliêt ik
slijten (slijt jij ) slietse
slijten (slijt u ) sliet geey
slijten (u sleet ) geey slaet
slijten (u slijt ) geey sliet
slikken (geslikt ) geslikt
slikken (ik slik ) ik slik
slikken (ik slikte) ik slikde
slikken (jij slikt ) dich sliks
slikken (jij slikte ) dich sliksde
slikken (slik ik ) slik ik
slikken (slik jij ) slikse
slikken (slikte jij ) slikdese
slikken (slikte u) sikde geey
slikken (u slikt ) geey slikt
slikken (u slikte ) geey slikde
slippen (geslipt ) geslipt
slippen (ik slip ) ik slip
slippen (ik slipte) ik slipde
slippen (jij slipt ) dich slips
slippen (jij slipte ) dich slipsde
slippen (slip ik ) slip ik
slippen (slip jij ) slipse
slippen (slipt u ) slipt geey
slippen (slipte ik ) slipde ik
slippen (slipte jij ) slipdese
slippen (slipte u ) slipde geey
slippen (u slipt ) geey slipt
slippen (u slipte) geey slipde
slootgraaf
sloot vegengraaf vaegen
slopen (gesloopt ) gesloopt
slopen (ik sloop ) ik sloop
slopen (ik sloopte ) ik sloopde
slopen (jij sloopt ) dich sloops
slopen (jij sloopte ) dich sloopsde
slopen (sloop ik ) sloop ik
slopen (sloop jij ) sloopse
slopen (sloopte ik ) sloopde ik
slopen (sloopte jij) sloopdese
slopen (sloopte u ) sloopde geey
slopen (u sloopt ) geey sloopt
slopen (u sloopte ) geey sloopde
sluipensluûpen
sluipen (geslopen ) geslôpen
sluipen (ik sloop ) ik sloôp
sluipen (ik sluip ) ik sluûp
sluipen (jij sloop ) dich sloops
sluipen (jij sluipt ) dich sluups
sluipen (sloop jij ) sloôpse
sluipen (sloop u ) sloôpt geey
sluipen (sluip ik ) sluûp ik
sluipen (sluip jij ) sluupse
sluipen (u sloop ) geey sloôpt
sluipen (u sluipt ) geey sluupt
sluitensloêten
sluiten (gesloten) geslôten
sluiten (ik sloot ) ik sloôt
sluiten (ik sluit ) ik sloêt
sluiten (jij sloot ) dich sloôts
sluiten (jij sluit ) dich sloets
sluiten (sloot jij ) sloôtse
sluiten (sloot u ) sloôt geey
sluiten (sluit jij ) sloetse
sluiten (sluit u ) sloet geey
sluiten (u sloot ) geey sloôt
sluiten (u sluit ) geey sloet
sluitingsloêting
slurpen (ik slurp ) ik slúrp
slurpen (ik slurpte ) ik slurpde
slurpen (jij slurpt ) dich slürps
slurpen (jij slurpte ) dich slurpsde
slurpen (slurp ik ) slúrp ik
slurpen (slurpt jij ) surpse
slurpen (slurpt u ) slúrpt geey
slurpen (slurpte ik ) slúrpde ik
slurpen (slurpte jij ) slurpdese
slurpen (slurpte u ) slurpde geey
slurpen (u slurpt ) geey slúrpt
slurpen (u slurpte ) geey slurpde
smaandagssmandigs
smalsmaal
smallesmale
smederijsmidse
smerensmaere
smerren (gesmeerd ) gesmaerd
smerren (ik smeer ) ik smaer
smerren (ik smeerde ) ik smaerde
smerren (jij smeerde ) dich smaersde
smerren (jij smeert ) dich smaers
smerren (smeer jij ) smaerse
smerren (smeerde ik ) smaerde ik
smerren (smeerde jij ) smaerdese
smerren (smeerde u ) smaerde geey
smerren (smeert u ) smaert geey
smerren (u smeerde) geey smaerde
smerren (u smeert ) geey smaert
smidsmaed
smijtensmiêten
smijten (gesmeten ) gesmaeten
smijten (ik smeet ) ik smaet
smijten (ik smijt ) ik smiêt
smijten (jij smeet ) dich smaets
smijten (jij smijt ) dich smiets
smijten (smeet ik ) smaet ik
smijten (smeet jij ) smaetse
smijten (smeet u ) smaet ge
smijten (smijt ik ) smiêt ik
smijten (smijt je ) smietse
smijten (smijt u ) smiêt geey
smijten (u smeet ) geey smaet
smijten (u smijt ) geey smiet
smullen (gesmuld ) gesmuld
smullen (ik smul ) ik smul
smullen (ik smulde ) ik smulde
smullen (jij smulde ) dich smulsde
smullen (jij smult ) dich smuls
smullen (smul ik ) smul ik
smullen (smul jij) smulse
smullen (smulde ik ) smulde ik
smullen (smulde jij) smuldese
smullen (smulde u ) smulde geey
smullen (smult u ) smult geey
smullen (u smulde ) geey smulde
smullen (u smult) geey smult
snappen (gesnapt ) gesnapt
snappen (ik snap ) ik snap
snappen (ik snapte ) ik snapde
snappen (jij snapt ) dich snaps
snappen (jij snapte ) dich snapsde
snappen (snap ik ) snap ik
snappen (snap jij ) snapse
snappen (snapt u ) snapt geey
snappen (snapte ik ) snapde ik
snappen (snapte jij ) snapdese
snappen (snapte u ) snapde geey
snappen (u snapt ) geey snapt
snappen (u snapte ) geey snapde
snateren (gesnaterd ) gesnaterd
snateren (ik snater ) ik snater
snateren (ik snaterde ) ik snaterde
snateren (jij snaterde ) dich snatersde
snateren (jij snatert ) dich snaters
snateren (snater ik ) snater ik
snateren (snater jij ) snaterse
snateren (snaterde ik ) snaterde ik
snateren (snaterde jij ) snatersde dich
snateren (snaterde u ) snaterde geey
snateren (snatert u ) snatert geey
snateren (u snaterde ) geey snaterde
snateren (u snatert ) geey snatert
snauwen (gesnauwd ) gesnauwd
snauwen (ik snauw ) ik snauw
snauwen (ik snauwde ) ik snauwde
snauwen (jij snauwde) dich snauwsde
snauwen (jij snauwt ) dich snauws
snauwen (snauw ik ) snauw ik
snauwen (snauw jij ) snauwse
snauwen (snauwde ik ) snauwde ik
snauwen (snauwde jij ) snauwdese
snauwen (snauwde u ) snauwde geey
snauwen (snauwt u ) snauwt geey
snauwen (u snauwde ) geey snauwde
snauwen (u snauwt ) geey snauwt
sneeuwsnieey
sneldrie-e
snijdensnieyen
snijden (gesnedengesnaeyen
snijden (Ik sneed ) ik snaey
snijden (Ik snijd ) ik sniey
snijden (jij sneed ) dich snaeys
snijden (Jij snijdt ) dich snieys
snijden (sneed ik ) snaey ik
snijden (sneed jij ) snaeyse
snijden (sneed u ) snaeyt geey
snijden (snij jij ) snieyse
snijden (snijdt u ) snieyt geey
snijden (u sneed ) geey snaeyt
snijden (u snijdt ) geey snieyt
snipverkoudensnotverkeld
snoeksnook
snoepen (gesnoept ) gesnoept
snoepen (ik snoep ) ik snoep
snoepen (ik snoepte ) ik snoepde
snoepen (jij snoept ) dich snoeps
snoepen (jij snoepte ) dich snoepsde
snoepen (snoept u ) snoept geey
snoepen (snoepte ik ) snoepde ik
snoepen (snoepte jij ) snoepdese
snoepen (snoepte u ) snoepde geey
snoepen (u snoept ) geey snoept
snoepen (u snoepte ) geey snoepde
snoepjesbabbeltjes
snotneussnotnaas
snuivensnoêven
snuiven (gesnoven ) gesnôven
snuiven (ik snoof ) ik snoôf
snuiven (ik snuif ) ik snoêf
snuiven (jij snoof ) dich snoôfs
snuiven (jij snuift ) dich snoefs
snuiven (snoof ik ) snoof ik
snuiven (snoof jij ) snoofse
snuiven (snoof u ) snoôft geey
snuiven (snuif ik ) snuûf ik
snuiven (snuif jij ) snuufse
snuiven (snuift u ) snoeft geey
snuiven (u snuift ) geey snoeft
snurken (gesnurkt ) gesnurkt
snurken (ik snurk ) ik snurk
snurken (ik snurkte) ik snurkde
snurken (jij snurkt ) dich snurks
snurken (jij snurkte ) dich snurksde
snurken (snurk ik ) snurk ik
snurken (snurk jij ) snurkse
snurken (snurkt u ) snurkt geey
snurken (snurkte ik ) snurkde ik
snurken (snurkte jij ) snurkdese
snurken (snurkte u ) snurkde geey
snurken (u snurkt ) geey snurkt
snurken (u snurkte ) geey snurkde
sokkenzök
soppen (gesopt ) gesopt
soppen (ik sop ) ik sop
soppen (ik sopte) ik sopde
soppen (jij sopt ) dich sops
soppen (jij sopte ) dich sopsde
soppen (sop ik ) sop ik
soppen (sop jij ) sopse
soppen (sopt u ) sopt geey
soppen (sopte ik ) sopde ik
soppen (sopte jij ) sopdese
soppen (sopte u) sopde geey
soppen (u sopt ) geey sopt
soppen (u sopte ) geey sopde
spakenspijken
spannen (gespannen) gespannen
spannen (ik span ) ik span
spannen (ik spande ) ik speen
spannen (jij spande ) dich speens
spannen (jij spant ) dich spéns
spannen (span ik ) span ik
spannen (span jij ) spénse
spannen (spande ik) speen ik
spannen (spande jij ) speense
spannen (spande u ) speent geey
spannen (spant u ) spant geey
spannen (u spande ) geey speent
spannen (u spant ) geey spant
speculaasspeklassie
speculaaspopspeklassiemenke
speelkwartierspeûltiêd
spekken (gespekt) gespekt
spekken (ik spek ) ik spek
spekken (ik spekte ) ik spekde
spekken (jij spekt ) dich speks
spekken (jij spekte ) dich speksde
spekken (spek ik ) spek ik
spekken (spek jij ) spekse
spekken (spekt u ) spekt geey
spekken (spekte ik ) spekde ik
spekken (spekte jij ) spekdese
spekken (spekte u ) spekde geey
spekken (u spekt ) geey spekt
spekken (u spekte) geey spekde
spekkoekspekkook
spelenspeûlen
spelen (gespeeld ) gespûld
spelen (ik speel ) ik speûl
spelen (ik speelde ) ik spûlde
spelen (jij speelde) dich spûlsde
spelen (jij speelt ) dich spûls
spelen (speel ik ) speûl ik
spelen (speel jij ) spulse
spelen (speelde ik ) spûlde ik
spelen (speelde jij ) spûldese
spelen (speelde u ) spûlde geey
spelen (speelt u) spûlt geey
spelen (u speelde ) geey spûlde
spelen (u speelt ) geey spûlt
spierenspêren
spierpijnspeerpiên
spiertje trekkentoeketrekken
spijkersnaegel
spijtenspiêten
spijten (speet het ) spaet `t
spinnen (gesponnen ) gespônnen
spinnen (ik spin ) ik spin
spinnen (ik spon ) ik spôn
spinnen (jij spint ) dich spins
spinnen (jij spon ) dich spôns
spinnen (spin ik ) spin ik
spinnen (spin jij ) spinse
spinnen (spint u ) spint geey
spinnen (spon ik ) spôn ik
spinnen (spon jij ) spônse
spinnen (spon u ) spônt geey
spinnen (u spint ) geey spint
spinnen (u spon ) geey spônt
spittenspayen
spitten (gespit ) gespad
spitten (ik spit ) ik spaay
spitten (ik spitte ) ik spadde
spitten (jij spit ) dich spads
spitten (jij spitte ) dich spadsde
spitten (spit ik ) spaay ik
spitten (spit jij ) spatse
spitten (spit u ) spaayt geey
spitten (spitte ik ) spadde ik
spitten (spitte jij ) spaddese
spitten (spitte u ) spadde geey
spitten (u spitte ) geey spadde
spoedenspoôyen
spoeden (gespoed ) gespôd
spoeden (ik spoed ) ik spooy
spoeden (jij spoedde ) dich spodsde
spoeden (jij spoedt ) dich spods
spoeden (spoed ik ) spooy ik
spoeden (spoed jij ) spodse
spoeden (spoedt u ) spooyt geey
spoeden (u spoedt ) geey spôdt
spokenspoêken
spoken (gespookt ) gespôkt
spoken (ik spook ) ik spoêk
spoken (ik spookte ) ik spôkde
spoken (jij spookt ) dich spôks
spoken (jij spookte ) dich spôksde
spoken (spook ik ) spoêk ik
spoken (spook jij ) spôkse
spoken (spookt u ) spôkt geey
spoken (spookte ik ) spôkde ik
spoken (spookte jij ) spôkdese
spoken (spookte u ) spôkde geey
spoken (u spookt ) geey spôkt
spoken (u spookte ) geey spôkde
spookspoêk
spoorbomenspoôrbuûm
spottengekken
spotten (gespot ) gegekt
spotten (ik spot ) ik gek
spotten (ik spotte ) ik gekde
spotten (jij spot ) dich geks
spotten (jij spotte ) dich geksde
spotten (spot ik ) gek ik
spotten (spot jij ) gekse
spotten (spot u ) gekt geey
spotten (spotte ik ) gekde ik
spotten (u spot ) geey gekt
spotten (u spotte ) geey gekde
sproeien (gesproeid ) gesproeid
sproeien (ik sproei ) ik sproei
sproeien (ik sproeide ) ik sproeide
sproeien (jij sproeide ) dich sproeisde
sproeien (jij sproeit ) dich sproeis
sproeien (sproei ik ) sproei ik
sproeien (sproei jij ) sproeise
sproeien (sproeide ik ) sproeide ik
sproeien (sproeide jij ) sproeidese
sproeien (sproeide u ) sproeide geey
sproeien (sproeit u ) sproeyt geey
sproeien (u sproeide ) geey sproeide
sproeien (u sproeit ) geey sproeit
sprokkelhoutschansenhout
spruitjesspruutjes
spuiten (gespoten ) gespôten
spuiten (ik spoot ) ik spoôt
spuiten (ik spuit ) ik spuit
spuiten (jij spoot ) dich spoôts
spuiten (jij spuit ) dich sputs
spuiten (spoot ik ) spoôt ik
spuiten (spoot jij) spoôtse
spuiten (spoot u ) spoôt geey
spuiten (spuit ik ) spuit ik
spuiten (spuit jij) sputse
spuiten (u spoot ) geey spoôt
spuiten (u spuit ) geey sput
sropdasstrik
St. Margreet Als het dan regende bleef het langer regenenpisgreet
staanstoan
staan (gestaan ) gestoan
staan (ik sta ) ik stay
staan (ik sta ) ik stay (ik stoan )
staan (ik stond ) ik stong
staan (jij staat ) dich stis
staan (jij stond ) dich stongs
staan (sta jij ) stisse
staan (staat u ) stât geey
staan (staat u ) stât steey
staan (stond ik ) stong ik
staan (stond jij ) stongse
staan (stond u ) stongt geey
staan (u staat ) geey stât
staan (u stond ) geey stongt
stampen (gestampt ) gestampt
stampen (ik stamp ) ik stamp
stampen (ik stampte ) ik stampde
stampen (jij stampt ) dich stamps
stampen (jij stampte ) dich stampsde
stampen (stamp ik ) stamp ik
stampen (stamp jij ) stampse
stampen (stampt u ) stampt geey
stampen (stampte ik ) stampde ik
stampen (stampte jij ) stampdese
stampen (stampte u ) stampde geey
stampen (u stampt ) geey stampt
stampen (u stampte ) geey stampde
stand (bv adel ) stand
stappen (gestapt ) gestapt
stappen (ik stap ) ik stap
stappen (ik stapte ) ik stapde
stappen (jij stapt ) dich stapsde
stappen (jij stapte ) dich stapsde
stappen (stap ik ) stap ik
stappen (stap jij ) stapse
stappen (stapt u ) stapt geey
stappen (stapte ik ) stapde ik
stappen (stapte jij ) stapdese
stappen (stapte u ) stapde geey
stappen (u stapt ) geey stapde
stappen (u stapte ) geey stapde
stationstassie
steedsstiks
SteegStaeg
steensteïn
steentjestentje
SteinhagenstraatSteinhagestroat
stekenstaeken
steken (gestoken ) gestôken
steken (ik stak ) ik staak
steken (ik steek ) ik staek
steken (jij stak ) dich staks
steken (jij steekt ) dich stiks
steken (stak ik ) staak ik
steken (stak jij ) stakse
steken (stak u ) stakt geey
steken (steek ik ) staek ik
steken (steek jij ) stikse
steken (steekt u ) stekt geey
steken (u stak ) geey stakt
steken (u steekt ) geey stekt
stelenstaelen
stelen (gestolen ) gestôlen
stelen (ik stal ) ik stoôl
stelen (ik steel ) ik stael
stelen (jij stal) dich stoôls
stelen (jij steelt ) dich stuls
stelen (stal ik ) stoôl ik
stelen (stal jij ) stoôlse
stelen (stal u ) stoôlt geey
stelen (steel ik ) stael ik
stelen (steel jij ) stulse
stelen (steelt u ) staelt geey
stelen (u stal ) geey stoôlt
stelen (u steelt ) geey staelt
stellen (u stelde ) geey stélde
stellen (u stelt ) geey stélt
stellen ( stel ik ) stél ik
stellen ( stelt u ) stélt geey
stellen (gesteld ) gestéld
stellen (ik stel ) ik stél
stellen (ik stelde ) ik stélde
stellen (jij stelde ) dich stélsde
stellen (jij stelt ) dich stéls
stellen (stel ik ) stël ik
stellen (stel jij ) stëlse
stellen (stelde ik ) stëlde ik
stellen (stelde jij ) stéldese
stellen (stelde u ) stëlde geey
stellen (stelt u ) stélt geey
stellen (u stelde ) geey stëlde
stellen (u stelt ) geey stëlt
stemmen (gestemd ) gestemd
stemmen (ik stem ) ik stem
stemmen (ik stemde ) ik stemde
stemmen (jij stemde ) dich stemsde
stemmen (jij stemt ) dich stems
stemmen (stem ik ) stem ik
stemmen (stem jij ) stemse
stemmen (stemde ik ) stemde ik
stemmen (stemde jij ) stemdese
stemmen (stemde u ) stemde geey
stemmen (stemt u ) stemt geey
stemmen (u stemde ) geey stemde
stemmen (u stemt ) geey stemt
stenenstein
stenensteinen
stepautoped
steppenpetten
steppen (gestept ) gepet
steppen (ik step ) ik pet
steppen (ik stepte ) ik pedde
steppen (jij stept ) dich pets
steppen (jij stepte ) dich pedse
steppen (step ik ) pet ik
steppen (step jij ) petse
steppen (stept u ) pet geey
steppen (stepte ik ) pedde ik
steppen (stepte jij ) peddese
steppen (stepte u ) pedde geey
steppen (u stept ) geey pet
steppen (u stepte ) geey pedde
sterken (gesterkt ) gesterkt
sterken (ik sterk ) ik sterk
sterken (ik sterkte ) ik sterkde
sterken (jij sterkt ) dich sterks
sterken (jij sterkte ) dich sterksde
sterken (sterk ik ) sterk ik
sterken (sterk jij ) sterkse
sterken (sterkt u ) sterkt geey
sterken (sterkte ik ) sterkde ik
sterken (sterkte jij ) sterkdese
sterken (sterkte u ) sterkde geey
sterken (u sterkt ) geey sterkt
sterken (u sterkte ) geey sterkde
sterven (gestorven) gestôrven
sterven (ik sterf ) ik stêrf
sterven (ik stierf) ik storf
sterven (jij sterft ) dich sturfs
sterven (jij stierf) dich storfs
sterven (sterf ik ) sterf ik
sterven (sterf jij) sturfse
sterven (sterft u) sterft geey
sterven (stierf ik) storf ik
sterven (stierf jij) storfse
sterven (stierf u) storft geey
sterven (u sterft ) geey sterft
sterven (u stierf ) geey storft
stikken (gestikt ) gestikt
stikken (ik stik ) ik stik
stikken (ik stikte ) ik stikde
stikken (jij stikt ) dich stiks
stikken (jij stikte ) dich stiksde
stikken (stik ik ) stik ik
stikken (stik jij) stikse
stikken (stikte jij ) stikdese
stikken (stikte u) stikde geey
stikken (u stikt ) geey stikt
stikken (u stikte ) geey stikde
stoeienrulsen
stoeien (gestoeid ) gerulsd
stoeien (ik stoei ) ik ruls
stoeien (ik stoeide ) ik rulsde
stoeien (jij stoeide ) dich rulsde
stoeien (jij stoeit ) dich ruls
stoeien (stoei ik ) ruls ik
stoeien (stoei jij ) rulse
stoeien (stoeide ik ) rulsde ik
stoeien (stoeide jij ) rulsdese
stoeien (stoeide u ) rulsde geey
stoeien (stoeit u ) rulst geey
stoeien (u stoeide ) geey rulsde
stoeien (u stoeit ) geey rulst
stoelstool
stoelensteûl
stoelpootstoolpoêt
stoelpotenstoolpuût
stoken (gestookt ) gestokt
stoken (ik stook ) ik stoôk
stoken (ik stookte ) ik stokde
stoken (jij stookt ) dich stoks
stoken (jij stookte ) dich stoksde
stoken (stook ik ) stoôk ik
stoken (stook jij ) stokse