liggen

werkw.

Uitspraak:	[ˈlɪxə(n)]
Verbuigingen:	lag (verl.tijd ) heeft gelegen (volt.deelw.)

1) horizontaal op een vlak rusten - lie, spread out, be on

op bed gaan liggen - go lie on the bed Mijn bril ligt op tafel. - My eyeglasses are on the table.

er duimendik bovenop liggen (=volstrekt duidelijk zijn) - lay it on thickly

2) in genoemde positie of toestand zijn - be

Die kostbare ring ligt zo maar voor het grijpen. - That precious ring is there for the taking. op schema liggen - be on schedule

voor de hand liggen (=vanzelfsprekend zijn) - stare in the face

eruit liggen (=niet meer gewaardeerd worden) - be outdated

eruit liggen (=niet meer mogen meedoen aan een wedstrijd omdat je verloren hebt) - be disqualified

3) overeenkomen met je interesse of aard - fit, suit

Dat werk ligt me wel. - That kind of work suits me down to the ground.

4) deel van de uitdrukking:

gaan liggen (=(van de wind) minder hard worden) - get/die down

© K Dictionaries Ltd.

liggen (ww.)	to be ; to be situated ; to lie
liggen	recline ; there be

Bronnen: MWB; interglot; Wakefield genealogy pages; Wikipedia




NL: begraven zijn
NL: lag
NL: lagen
NL: lig
NL: ligt
NL: rusten
NL: verblijf houden

NL: hij had het geld liggen EN: he had the money ready
NL: dat ligt mij niet EN: that is not in my line, that does not suit me
NL: blijven liggen EN: stay in bed EN: (van werk) stand over
NL: blijf maar liggen EN: don't get up
NL: gaan liggen EN: lie down EN: (van wind) drop
NL: iets laten liggen EN: leave s.th.
NL: hij heeft het lelijk laten liggen EN: he has failed conspicuously
NL: waar ligt het aan? EN: what is the cause of it?
NL: het ligt aan jou EN: it is your fault, you are to blame
NL: het kan aan mij liggen, maar... EN: I may be wrong, but...
NL: dat ligt geheel aan u (hangt van u af) EN: that lies (rests) entirely with you
NL: hij lag met griep te bed EN: he was laid up with grippe
NL: de kamer ligt op het Westen EN: the room faces West
NL: uit het raam liggen EN: lean out of the window