Vertalingen zeulen NL>FR
zeulen
werkw.
| Uitspraak: | [ˈzølə(n)] |
| Verbuigingen: | zeulde (verl.tijd ) heeft gezeuld (volt.deelw.) |
met moeite dragen of voortslepen -
trimballer , traîner | De oude dame liep te zeulen met twee enorme koffers. - La vieille dame trimballait deux valises énormes. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| zeulen (ww.) | porter (ww.) ; porter avec effort (ww.) ; traîner (ww.) ; trimballer (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `zeulen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: sjorrenNL: sjouwenNL: torsen