terugtrekken

werkw.

Uitspraak:	[təˈrʏxtrɛkə(n)]
Verbuigingen:	trok terug (verl.tijd ) heeft teruggetrokken (volt.deelw.)

1) brengen naar de plaats vanwaar iets of iemand komt - retirer

de troepen uit Afghanistan terugtrekken - retirer les troupes de l'Afghanistan je hand terugtrekken - retirer sa main zich uit het gebied terugtrekken - se retirer de la région

zich terugtrekken (=niet meer meedoen) - se retirer zich terugtrekken ten gunste van de andere kandidaat. - se retirer en faveur de l'autre candidat

een teruggetrokken leven lijden (=weinig contact hebben met je omgeving) - mener une vie retirée

2) zeggen dat iets niet meer geldt - retirer

je woorden terugtrekken - retirer ses paroles

© K Dictionaries Ltd.

terugtrekken (ww.)	abdiquer (ww.) ; abroger (ww.) ; annuler (ww.) ; démissionner (ww.) ; partir (ww.) ; quitter (ww.) ; retirer (ww.) ; révoquer (ww.) ; s'en aller (ww.) ; s'envoler (ww.) ; se dérober (ww.) ; se retirer (ww.)
terugtrekken	retrait

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aftocht
NL: aftreden
NL: herroepen
NL: inbinden
NL: intrekken
NL: uittreden