Vertaal
Naar andere talen: • spreken > DEspreken > ENspreken > ES
Vertalingen spreken NL>FR

spreken

werkw.
Uitspraak:  [ˈsprekə(n)]
Verbuigingen:  sprak (verl.tijd ) heeft gesproken (volt.deelw.)

1) woorden zeggen - parler
De penningmeester zal in de vergadering spreken over de financiële situatie. - Lors de la réunion, le trésorier prendra la parole à propos de l'état des finances.

2) een gesprek hebben met (iemand) - parler
We spreken elkaar morgen. - Nous en parlerons demain.

3) (een taal) beheersen - parler
Zij spreekt goed Frans. - Elle parle bien le français.

4) deel van de uitdrukking: -
uitdrukking Dat spreekt vanzelf/voor zich

5) deel van de uitdrukking: -
uitdrukking Dat spreekt boekdelen.

6) deel van de uitdrukking: -
uitdrukking niet te spreken zijn over

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
spreken (ww.) bavarder (ww.) ; causer (ww.) ; communiquer (ww.) ; converser (ww.) ; parler (ww.) ; prononcer (ww.) ; raconter (ww.)
spreken connaître ; dire
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `spreken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: babbelen
NL: communiceren
NL: converseren
NL: een conversatie hebben
NL: in contact staan
NL: kakelen
NL: klappen
NL: kletsen
NL: kwebbelen
NL: kwekken

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: spreken met iemand FR: parler à  quelqu'un, causer avec quelqu'un
NL: (telef.) met wie spreek ik? FR: de la part de qui?
NL: u spreekt met X FR: de la part de X
NL: spreken over FR: parler de
NL: over zaken spreken FR: parler affaires
NL: te spreken zijn FR: être visible
NL: Iemand te spreken vragen FR: demander à  parler à  quelqu'un
NL: dat spreekt vanzelf FR: cela va sans dire, c'est évident
NL: duidelijk spreken FR: prononcer distinctement
NL: uit haar ogen spreekt liefde FR: ses yeux expriment l'amour
NL: niets spreekt ten gunste van hem FR: rien ne témoigne en sa faveur
NL: Frans spreken FR: parler français
NL: spreken is zilver, maar zwijgen is goud FR: la parole est d'argent, le silence est d'or