Vertalingen snoeren NL>FR
snoeren
werkw.
Uitspraak: | [ˈsnurə(n)] |
Verbuigingen: | snoerde (verl.tijd ) heeft gesnoerd (volt.deelw.) |
deel van de uitdrukking: -
de mond snoeren (=zorgen dat (iemand) niet meer praat) - réduire quelqu'un au silence
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
snoeren (ww.) | attacher (ww.) ; attacher avec un cordon (ww.) |
het snoeren | cordes (v) ; cordons (m) ; ficelles (v) ; fils (m) ; galons (m) ; lacets (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `snoeren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: elektriciteitssnoerenNL: koordenNL: lassenUitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand de mond
snoeren
FR: fermer la bouche à quelqu'un.