Vertaal
Naar andere talen: • sleutel > DEsleutel > ENsleutel > ES
Vertalingen sleutel NL>FR
[ˈsløtəl]
[mv: sleutels]

1 voorwerp om een slot mee open of dicht te doen - clé (la ~(v))
clef (la ~(v))

  `de voordeur dichtdoen en de sleutel omdraaien`
  fermer la porte d'entrée à double tour

  `fietssleutel`
  clé de vélo



2 gereedschap om een bout los of vast te draaien - clé (la ~(v))
clef (la ~(v))


3 [Muziek]"/>teken vooraan de regel met muzieknoten die aangeeft hoe hoog je de noten moet spelen - clé (la ~(v))
clef (la ~(v))

  `g-sleutel`
  clé de sol


© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
de sleutel (m) clé (v) ; clef (v) ; clef de serrage (v)
sleutel clé ; clé de serrure ; clef ; le code ; poignee d'exploseur
Bronnen: interglot; Horecagids; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `sleutel`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: code
NL: loper
NL: toegang
NL: tool

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: Engelse sleutel FR: clef anglaise, clef de démontage
NL: geboorde sleutel FR: clef forée