Vertaal
Naar andere talen: • pralen > DEpralen > ENpralen > ES
Vertalingen pralen NL>FR
pralen (ww.) étaler (ww.) ; faire des chichis (ww.) ; faire étalage de (ww.) ; fleurer (ww.) ; parader (ww.) ; se pavaner (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `pralen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: geuren
NL: paraderen
NL: prijken
NL: pronken
NL: schitteren

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: pralen met FR: se vanter de, faire étalage de