Vertaal
Naar andere talen: • pauzeren > DEpauzeren > ENpauzeren > ES
Vertalingen pauzeren NL>FR
[pɑuˈzerə(n)]
[vvt: heeft gepauzeerd]

1 een bezigheid onderbreken om te rusten - prendre une pause - faire une/la pause

[pɑuˈzerə(n)]
[vvt: heeft gepauzeerd]

1 een bezigheid onderbreken om te rusten - prendre une pause - faire une/la pause


© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
pauzeren (ww.) faire la pause (ww.) ; pauser (ww.) ; se reposer (ww.)
het pauzeren pause (v)
pauzeren faire une pause
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `pauzeren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: rusten
NL: schaften