Vertalingen pauzeren NL>EN
pauzeren
werkw.
Uitspraak: | [pɑuˈzerə(n)] |
Verbuigingen: | pauzeerde (verl.tijd ) heeft gepauzeerd (volt.deelw.) |
een bezigheid onderbreken om te rusten -
pause, take a break/ breather, take five © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
pauzeren (ww.) | to have a break ; to pause ; to take a break |
het pauzeren | the pausing |
pauzeren | take a rest |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `pauzeren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: rustenNL: schaften