I de particulier

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[pɑrtikyˈlir]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

iemand die niet namens een bedrijf zaken doet, maar voor zichzelf - particulier (le ~), personne privée (la ~)

Wij leveren uitsluitend aan horecabedrijven, dus niet aan particulieren. - Nous fournissons exclusivement aux C.H.R, donc pas aux particuliers.

II particulier

bijv.naamw.

Uitspraak:

[pɑrtikyˈlir]

van individuele personen en niet van bedrijven of de overheid - privé/-ée , particulier/-ière

particuliere beleggers - investisseurs privés het particulier initiatief - l'initiative privée

[pɑrtikyˈlir]
[mv: particulieren]

1 iemand die niet namens een bedrijf zaken doet, maar voor zichzelf - particulier (le ~(m))
personne (la ~(v)) privée

  `Wij leveren uitsluitend aan horecabedrijven, dus niet aan particulieren.`
  Nous fournissons exclusivement aux C.H.R, donc pas aux particuliers.

[pɑrtikyˈlir]

1 van individuele personen en niet van bedrijven of de overheid - privé/-ée - particulier/-ière

  `particuliere beleggers`
  investisseurs privés

  `het particulier initiatief`
  l'initiative privée

[pɑrtikyˈlir]
[mv: particulieren]

1 iemand die niet namens een bedrijf zaken doet, maar voor zichzelf - particulier (le ~(m))
personne (la ~(v)) privée

  `Wij leveren uitsluitend aan horecabedrijven, dus niet aan particulieren.`
  Nous fournissons exclusivement aux C.H.R, donc pas aux particuliers.


© K Dictionaries Ltd.

de particulier	le particulier
particulier	privé ; batelier ; le client privé ; non gouvernemental ; particulier ; patron batelier ; personne privée ; privé

Bronnen: ICT-Woordenboek; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: eigen
NL: privaat
NL: privé
NL: privé-persoon

NL: particuliere school FR: école (la) libre, école privée
NL: in de particuliere sector FR: au secteur privé
NL: particulier secretaris FR: secrétaire particulier
NL: particulier leven FR: vie (la) privée
NL: als particulier FR: en simple particulier