onverschillig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ɔnvərˈsxɪləx]

zonder belangstelling - indifférent/-ente

onverschillig je schouders ophalen - hausser les épaules avec indifférence Een kwart van de Nederlanders staat onverschillig tegenover geloofszaken. - Vingt-cinq pour cent des Néerlandais sont indifférents en matière de religion.

© K Dictionaries Ltd.

onverschillig

détaché ; froid ; impartial ; impassible ; indifféremment ; indifférent ; invariable ; je-m'en-fichiste ; laconique ; neutre ; pas intéressé ; avec indifférence

Bronnen: interglot; Trueterm




NL: achteloos
NL: apathie
NL: indifferent
NL: koelbloedig
NL: koud
NL: laconiek
NL: lauw
NL: om het even
NL: onbewogen
NL: ongeïnteresseerd

NL: dat is mij onverschillig FR: ce m'est égal
NL: geef me een boek, onverschillig welk FR: donnez-moi un livre quelconque
NL: onverschillig wie FR: n'importe qui
NL: onverschillig laten FR: laisser froid