Vertalingen ontbinden NL>FR
ontbinden
werkw.
Uitspraak: | [ɔntˈbɪndə(n)] |
Verbuigingen: | ontbond (verl.tijd ) heeft ontbonden (volt.deelw.) |
(iets dat officieel is) opheffen, zorgen dat het niet meer bestaat -
dissoudre een huwelijk ontbinden - dissoudre un mariage Het parlement werd ontbonden. - Le parlement était dissout. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ontbinden (ww.) | pourrir (ww.) ; transgresser (ww.) ; tomber en pourriture (ww.) ; se putréfier (ww.) ; se gâter (ww.) ; se décomposer (ww.) ; se corroder (ww.) ; s'user (ww.) ; s'en aller (ww.) ; s'avarier (ww.) ; rompre (ww.) ; résoudre (ww.) ; résilier (ww.) ; périr (ww.) ; interrompre (ww.) ; gâcher (ww.) ; dissoudre (ww.) ; détacher (ww.) ; déroger (ww.) ; démanteler (ww.) ; décomposer (ww.) ; décommissionner (ww.) ; briser (ww.) |
het ontbinden | dissolution (v) |
ontbinden | mettre fin à |
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `ontbinden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afbrekenNL: beëindigenNL: forcerenNL: ontledenNL: opheffenNL: rottenNL: stukmakenNL: uiteen doen gaanNL: uiteen halenNL: uithalen