de nacht

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[nɑxt]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

deel van het etmaal dat de zon onder is - nuit (la ~)

's nachts (=als het nacht is) - la nuit / de nuit

niet over een nacht ijs gaan (=voorzichtig zijn en geen risico's nemen) - ne pas se lancer à la légère

zo lelijk als de nacht (=heel erg lelijk) - hideux

© K Dictionaries Ltd.

de nacht (m)	nuit (v)
nacht	nuit

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: des nachts FR: la nuit, (chasser) de nuit
NL: slapeloze nacht FR: nuit blanche
NL: het is nacht FR: il fait nuit
NL: het wordt nacht FR: la nuit tombe
NL: gisternacht FR: dans la nuit d'hier
NL: in de nacht van vrijdag (op zaterdag) FR: dans la nuit du vendredi (au samedi)
NL: de nacht brengt raad FR: la nuit porte conseil