Vertalingen kluiven NL>FR
kluiven (ww.) | bouffer (ww.) ; casser la croûte (ww.) ; consommer (ww.) ; croquer (ww.) ; déguster (ww.) ; goûter (ww.) ; grignoter (ww.) ; manger (ww.) ; ronger (ww.) ; savourer (ww.) ; sucer (ww.) ; suçoter (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `kluiven`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: knauwenNL: sabbelenNL: smikkelenUitdrukkingen en gezegdes
NL: daar is heel wat aan te
kluiven
FR: il y a là un bon boulotNL: kluiven aan
FR: ronger