Vertalingen haar NL>FR
I haar
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [har] |
Verbuigingen: | haren (meerv.) |
elk van de dunne buigzame sliertjes die uit je lichaam groeien, vooral op je hoofd -
cheveu (le ~), poil (le ~) je haren wassen - se laver les cheveux |
op een haar na (=net niet) - à un cheveu près / à très peu de choses près
De auto heeft me op een haar na geraakt. - La voiture a failli me toucher.
|
het scheelde maar een haar of... (=het was bijna gebeurd dat...) - il s'en est fallu de peu que...
|
Ben je een haartje betoeterd! (=ben je gek geworden) - Tu es cinglé ou quoi?
|
elkaar in de haren vliegen (=ruzie maken) - se chamailler
|
II het haar
zelfst.naamw.
al je haren (3,1) samen, of alleen je hoofdhaar -
cheveux (le ~), poils (le ~) haar op je benen hebben - avoir des poils sur les jambes kort blond haar hebben - avoir les cheveux blonds coupés court je haar kammen - se peigner / peigner ses cheveux |
haar op je tanden hebben (=snel en een beetje agressief reageren) - ne pas se laisser faire
|
III haar
pronoun
1) <je gebruikt dit woord als je over een vrouw praat>
-
lui , à elle Als je Marie nog ziet, doe haar dan de groeten. - Si tu vois Marie, dis-lui bonjour de ma part. |
2) <je gebruikt dit woord als iets van een vrouw is of bij haar hoort>
-
son/sa .... (à elle) Alice is alleen thuis, want haar man is op reis. - Alice est seule chez elle, puisque son mari est en voyage. |
[har]1 al je haren (3,1) samen, of alleen je hoofdhaar
je hoofdhaar
cheveux (le ~(m))
elders op je lichaam of van dieren
poils (le ~(m))
`haar op je benen hebben`
avoir des poils sur les jambes
`kort blond haar hebben`
avoir les cheveux blonds coupés court
`je haar kammen`
se peigner / peigner ses cheveux
haar op je tanden hebben
(= snel en een beetje agressief reageren) - ne pas se laisser faire
[har] [mv: haren]1 elk van de dunne buigzame sliertjes die uit je lichaam groeien, vooral op je hoofd
op je hoofd
cheveu (le ~(m))
elders op je lichaam en van dieren
poil (le ~(m))
`je haren wassen`
se laver les cheveux
op een haar na
(= net niet) - à un cheveu près / à très peu de choses près
`De auto heeft me op een haar na geraakt.`
A très peu de choses près, la voiture m'a touché.
het scheelde maar een haar of...
(= het was bijna gebeurd dat...) - il s'en est fallu de peu que...
Ben je een haartje betoeterd!
(= ben je gek geworden) - Tu es cinglé ou quoi?
elkaar in de haren vliegen
(= ruzie maken) - se chamailler
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
haar (znw.) | ~ cheveux ; tignasse (v) |
het haar | chevelure (v) ; cheveu (m) |
haar | sa ; ses ; son ; poil |
Bronnen: pijnstillerinfocentrum; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `haar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bos haarNL: fractieNL: haarbosjeNL: hoofdhaarNL: pelsUitdrukkingen en gezegdes
NL: borstelig
haar
FR: soie (la) (d'un cochon)NL: het scheelde geen
haar of ...
FR: un peu plus et ...NL: geen
haar op mijn hoofd, dat er aan denkt
FR: jamais de la vieNL: haar op de tanden hebben
FR: avoir bec et onglesNL: het
haar opmaken
FR: faire les cheveux (à quelqu'un)NL: zijn wilde haren verliezen
FR: jeter sa gourmeNL: elkaar in het
haar vliegen
FR: se prendre aux cheveuxNL: met de handen in het
haar zitten
FR: ne savoir à quel saint se vouerNL: met de haren erbij gesleept
FR: tiré par les cheveuxNL: zich de haren uittrekken
FR: s'arracher les cheveux