beter

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈbetər]

1) <vergrotende trap van 'goed'>
- meilleur/-e

Dit fototoestel is goed, maar dat andere is beter. - Cet appareil photo est bon, mais l'autre est meilleur.

des te beter (=dat is alleen maar beter) - tant mieux

geen haar beter zijn dan zijn broer (=even slecht zijn als zijn broer) - ne pas valoir mieux que son frère

Ik wist niet beter dan dat Columbus Australië had ontdekt. (=Ik dacht echt dat Columbus Australië had ontdekt.) - J'étais convaincu que Colomb avait découvert l'Australie.

2) weer gezond na een ziekte - guéri/-ie

Vorige week had ik griep, maar nu ben ik weer helemaal beter. - La semaine dernière j'avais une grippe, mais maintenant je suis complètement rétabli.

© K Dictionaries Ltd.

beter

meilleur ; mieux

Bron: interglot




NL: anders
NL: de oude
NL: genezen
NL: hersteld
NL: hoger
NL: nader

NL: des te beter FR: tant mieux
NL: dat is beter FR: cela vaut mieux
NL: hij is beter FR: il va mieux
NL: beter maken FR: améliorer
NL: beter worden FR: s'améliorer