Vertaal
Naar andere talen: • bonzen > DEbonzen > ENbonzen > ES
Vertalingen bonzen NL>FR
bonzen (ww.) carillonner (ww.) ; heurter (ww.) ; se cogner (ww.) ; sonner (ww.) ; téléphoner (ww.)
het bonzen ébranlement (m) ; frappement (m) ; grondement (m)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `bonzen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: beuken
NL: botsen
NL: dreunen
NL: jagen
NL: luiden