biefstuk

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈbifstʏk]
Verbuigingen:	-ken (meerv.)

mals stuk vlees van de bil van een rund of paard - bifteck (le ~)

gehakte biefstuk - bifteck haché

biefstuk tartaar (=fijngehakte biefstuk met ui, kruiden en specerijen) - steak tartare

© K Dictionaries Ltd.

de biefstuk (m)	bifteck (m) ; steak (m)
biefstuk	beefsteak ; bœuf (m)

Bronnen: interglot; Horecagids; Wikipedia




NL: bief
NL: steak

NL: biefstuk met gebakken aardappelen FR: bifteck aux pommes
NL: bijna rauwe biefstuk FR: bifteck bleu
NL: niet doorbakken biefstuk FR: bifteck saignant
NL: niet te rauwe biefstuk FR: bifteck à  point