Vertaal
Naar andere talen: • aanrommelen > DEaanrommelen > ENaanrommelen > ES
Vertalingen aanrommelen NL>FR
aanrommelen (ww.) barbouiller (ww.) ; bricoler (ww.) ; cochonner (ww.) ; faire n'importe quoi (ww.) ; farfouiller (ww.) ; gâcher (ww.) ; gargouiller (ww.) ; goder (ww.) ; patauger (ww.) ; travailler sans soin (ww.) ; tripoter (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `aanrommelen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanrotzooien
NL: knoeien
NL: rotzooien
NL: scharrelen