1. MWB
  2. Vertalen
  3. zeiken (NL>FR)
Vertaal
Naar andere talen: • zeiken > DE • zeiken > EN • zeiken > ES
Vertalingen zeiken NL>FR
[ˈzɛikə(n)]
[vvt: heeft gezeikt/gezeken]

1 ( zeuren) ( zeveren) klagend praten over iets - radoter

  `Zit niet zo te zeiken, maar doe er wat aan!`
  Cesse de radoter, fais quelque chose!



2 ( pissen) ( piesen) plassen - pisser

  het zeikt
   (= het regent hard) - il pleut comme vache qui pisse


© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zeiken (ww.) asticoter (ww.) ; atermoyer (ww.) ; enquiquiner (ww.) ; geindre (ww.) ; rabâcher (ww.) ; temporiser (ww.) ; tergiverser (ww.) ; traînailler (ww.) ; traînasser (ww.)
het zeiken pissement (m)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `zeiken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aarzelen
NL: dralen
NL: drentelen
NL: druilen
NL: etteren
NL: griepen
NL: hannesen
NL: klieren
NL: piesen
NL: pissen