Vertalingen zeiken NL>ES
zeiken
werkw.
Uitspraak: | [ˈzɛikə(n)] |
Verbuigingen: | zeikte (verl.tijd ) heeft gezeikt/gezeken (volt.deelw.) |
1) klagend praten over iets -
dar la lata Zit niet zo te zeiken, maar doe er wat aan! - ¡Deja de dar la lata y haz algo! |
2) plassen -
mear het zeikt (=het regent hard) - llueve a cántaros
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zeiken (ww.) | charlar (ww.) ; chinchar (ww.) ; cotorrear (ww.) ; dar la tabarra (ww.) ; demorar (ww.) ; demorarse (ww.) ; hacer más lento (ww.) ; mear (ww.) ; orinar (ww.) ; parlotear (ww.) ; quejarse (ww.) ; retrasar (ww.) ; tardar (ww.) ; vacilar (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `zeiken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aarzelenNL: dralenNL: drentelenNL: druilenNL: etterenNL: griepenNL: hannesenNL: klierenNL: piesenNL: pissen