Vertalingen vrezen NL>FR
['vrezə(n)] [vvt: heeft gevreesd]1 bang zijn (voor) - craindre
`Ik vrees dat het niet goed zal aflopen.`
Je crains que cela ne se termine pas bien.
`Je hebt niets te vrezen.`
Tu n'as rien à craindre.
`Ik vrees van wel.`
Je crains que si.
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
vrezen (ww.) | avoir crainte de (ww.) ; avoir peur de (ww.) ; craindre (ww.) ; redouter (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `vrezen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: duchtenNL: opzienNL: schromenNL: versagenUitdrukkingen en gezegdes
NL: vrezen voor
FR: craindre (qc)