Vertalingen uniform NL>FR
I het uniform
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈynifɔrm] |
| Verbuigingen: | -en (meerv.) |
kleding die door bepaalde groep wordt gedragen, waardoor deze voor iedereen herkenbaar is -
uniforme (le ~) | de nieuwe uniformen van de politie - les nouveaux uniformes de la police |
II uniform
bijv.naamw.
gelijk van vorm -
uniforme | uniforme regels voor de brandveiligheid - des règles uniformes en matière de sécurité incendie. |
[yniˈfɔrm]1 ( gelijkvormig) gelijk van vorm - uniforme
`uniforme regels voor de brandveiligheid`
des règles uniformes en matière de sécurité incendie.
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| uniform (znw.) | costume (m) ; costume trois-pièces (m) ; tenue (v) ; tenue militaire (v) |
| uniform | égal ; ensemble ; plat ; uniforme ; uniformément ; régulier ; uniforme de service ; unique |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `uniform`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: algemeen geldigNL: éénvormigNL: gelijkmatigNL: gelijkvormigNL: legeruniformNL: tenue