Vertalingen uitwijken NL>FR
uitwijken (ww.) | emigrer (ww.) ; faire ventre (ww.) ; fuir (ww.) ; gauchir (ww.) ; s'abriter (ww.) ; s'affaisser (ww.) ; s'enfuir (ww.) ; s'exiler (ww.) ; se cacher (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `uitwijken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: emigrerenNL: ontkomenNL: ontsnappenNL: ontvluchtenNL: opzij gaanNL: schuilenNL: toevluchtenNL: uit de weg gaanNL: uit een land wijkenNL: vluchtenUitdrukkingen en gezegdes
NL: links (rechts)
uitwijken
FR: obliquer à gauche (à droite)NL: voor iemand
uitwijken
FR: se ranger devant quelqu'un.