Vertalingen telefoon NL>FR
de telefoon
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [teləˈfon] |
Verbuigingen: | -s (meerv.) |
apparaat waarmee je op afstand met iemand anders kunt spreken door zijn of haar nummer in te toetsen -
téléphone (le ~) mobiele telefoon - téléphone portable/mobile draadloze telefoon - téléphone sans fil vaste telefoon - téléphone fixe je telefoon opladen - charger son téléphone |
de telefoon gaat (over) (=het geluidssignaal van de telefoon klinkt) - le téléphone sonne
|
de telefoon aannemen/opnemen (=de (hoorn van de) telefoon pakken en antwoord geven aan iemand die naar je telefoneert) - prendre l'appel / décrocher le téléphone
|
aan de telefoon zijn (=bezig zijn met een gesprek per telefoon) - être au téléphone / au bout du fil
|
aan de telefoon komen (=een gesprek aan de telefoon beginnen) - prendre l'appel
|
de telefoon staat roodgloeiend (=de telefoon rinkelt de hele tijd omdat er veel mensen opbellen) - le téléphone n'arrête pas de sonner
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de telefoon (m) | téléphone (m) |
telefoon | appareil téléphonique ; le coup de téléphone ; le poste téléphonique ; récepteur téléphonique ; T (Afkorting) ; téléphone |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `telefoon`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: telefoontoestelUitdrukkingen en gezegdes
NL: de
telefoon opnemen
FR: décrocher le combinéNL: de
telefoon neerleggen, de
telefoon ophangen
FR: raccrocher le combinéNL: daar gaat de
telefoon
FR: le téléphone sonne