Vertaal
Naar andere talen: • splijten > DEsplijten > ENsplijten > ES
Vertalingen splijten NL>FR
[ˈsplɛitə(n)]
[vvt: is, heeft gespleten]

1 in stukken uit elkaar vallen, of (iets) in stukken breken


uit elkaar vallen

se fendre


(iets) breken

fendre

  `Het hout is gespleten.`
  Le bois s'est fendu.

  `een machine om hout voor de open haard te splijten`
  un machine à fendre le bois pour l'âtre


© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
splijten (ww.) séparer (ww.) ; se fendre (ww.) ; se fendiller (ww.) ; scinder (ww.) ; hacher (ww.) ; fissurer (ww.) ; fendre (ww.) ; cliver (ww.)
het splijtenle fendage ; clivage (m)
splijten clivage ; gruger ; fenderie ; fendage ; éclatement ; délaminer ; déhiscence ; croquer
Bronnen: Wikipedia; interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `splijten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afschillen
NL: aftrekken
NL: barsten
NL: klieven
NL: kloven
NL: slijten
NL: splitsen
NL: uiteensplijten