rechts

bijv.naamw.

Uitspraak:

[rɛx(t)s]

1) kant of richting waar op een klok het cijfer 3 staat - droit/droite

rechts afslaan - prendre à droite

2) als je met je rechterhand beter kunt schrijven en tekenen dan met de linker - droitier/-ière

Hij is rechts, maar schiet het liefst met zijn linkerbeen. - Il est droitier, mais il préfère shooter du pied gauche.

3) behoudend ^poliek - de droite

de rechtse partijen in het parlement - la droite / les partis de droite au parlement

© K Dictionaries Ltd.

rechts

de droite ; droitier ; à droite ; branchement double unilatéral ; droîte ; droite-droite

Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.; Antiquarian Dictionary




NL: behoudend
NL: rechtshandig
NL: te rechterzijde

NL: rechts richten! FR: à  droite, alignement!
NL: een steek rechts (breien) FR: une maille à  l'endroit
NL: rechts houden FR: tenir la (of sa) droite
NL: rechts houden! FR: serrez à  droite!
NL: rechts aanhouden FR: appuyer à  droite
NL: het is rechts FR: c'est sur votre droite
NL: rechts inhalen FR: doubler à  droite
NL: rechts rijden FR: rouler à  droite
NL: rechts zijn FR: être à  droite
NL: rechts stemmen FR: voter à  droite
NL: nieuw rechts FR: nouvelle droite (la)