Vertalingen plank NL>FR
[plɑŋk] [mv: planken]1 langwerpig stuk hout dat uit een boomstam is gezaagd - planche (la ~(v))
`vloerplanken`
planches (d'un plancher)
`snijplank`
planche à découper
de plank volledig misslaan
(= ongelijk hebben, je vergissen) - être complètement à côté de la plaque
zo stijf als een plank
(= erg stijf) - raide comme un piquet
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de plank | étagère (v) ; planche (v) ; rayon (m) |
plank | ais ; madrier ; planche ; planche de caisse ; planche épaisse ; plateau ; revêtement vertical |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `plank`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: latNL: plaatNL: schap