Vertalingen plank NL>DE
plank
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [plɑŋk] |
| Verbuigingen: | planken (meerv.) |
langwerpig stuk hout dat uit een boomstam is gezaagd -
Brett (das ~), Bohle (die ~), Regal (das ~), Diele (die ~) vloerplanken - Bodendielen
snijplank - Schneidbrett |
 de plank volledig misslaan
(=ongelijk hebben, je vergissen) - auf dem Holzweg sein
|
| zo stijf als een plank
(=erg stijf) - so steif wie ein Brett
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| plank (znw.) | das Regal |
| plank (m) | die Planke |
| de plank | das Brett ; die Planke ; der Schrankfach |
| plank | Bohle ; Brett ; Diele ; Kistenbrett ; Planke ; vertikale Verkleidung |
Bronnen: Horecagids; f; interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `plank`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: latNL: plaatNL: schapUitdrukkingen en gezegdes
NL: op de
planken komen
DE: die Bretter besteigen, (van toneelstuk) über die Bretter gehenNL: schutting van
planken
DE: Bretterzaun (der)NL: de
plank mis (zijn)
DE: auf dem Holzweg
