I de morgen

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[ˈmɔrxə(n)]
Verbuigingen:	-s (meerv.)

deel van de dag tussen nacht en middag - matin (le ~), matinée (la ~)

vroeg in de morgen - tôt le matin

II morgen

bijwoord

Uitspraak:

[ˈmɔrxə(n)]

dag na vandaag - demain

Dat doen we morgen wel. - Cela, on le fera sans problème demain.

[ˈmɔrxə(n)]
[mv: morgens]

1 ( ochtend) deel van de dag tussen nacht en middag

deel van de dag

matin (le ~(m))

tijdsspanne

matinée (la ~(v))

  `vroeg in de morgen`
  tôt le matin


© K Dictionaries Ltd.

de morgen (m)	matin (m) ; matinée (v)
de morgen	demain
morgen	arpent

Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanvang
NL: binnenkort
NL: dageraad
NL: ochtend

NL: 's morgens, in de morgen FR: le matin
NL: Iemand goede morgen wensen FR: souhaiter le bonjour à  quelqu'un
NL: de volgende morgen FR: le lendemain matin
NL: op zekere morgen FR: un beau matin
NL: morgen vroeg FR: demain matin
NL: morgen over 14 dagen FR: demain en quinze
NL: morgen brengen! FR: des nèfles!