I klem

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[klɛm]
Verbuigingen:	-men (meerv.)

1) voorwerp waarmee je iets kunt vastzetten of vangen - pince (la ~)

je haar met een klem omhoog houden - remonter ses cheveux avec une pince wielklem - sabot de Denver mollenklem - taupière

2) deel van de uitdrukking: -

met klem (=met nadruk) - avec insistance Ze zei me met klem daar goed op te letten en voorzichtig te zijn. - Elle me disait avec insistance d'y faire très attention et d'être prudent.

II klem

bijv.naamw.

Uitspraak:

[klɛm]

1) als iets of iemand helemaal vastzit en niet los kan komen - coincé/-ée , bloqué/-ée

Mijn voet zit klem tussen de deur. - Mon pied est coincé dans la porte.

2) deel van de uitdrukking: -

zich klem zuipen (=heel veel sterkedrank drinken) - se bourrer la gueule

[klɛm]
[mv: klemmen]

1 voorwerp waarmee je iets kunt vastzetten of vangen - pince (la ~(v))

  `je haar met een klem omhoog houden`
  remonter ses cheveux avec une pince

  `wielklem`
  sabot de Denver

  `molenklem`mollenklem
taupière



2
  met klem
( nadrukkelijk) met nadruk - avec insistance

  `Ze zei me met klem daar goed op te letten en voorzichtig te zijn.`
  Elle me disait avec insistance d'y faire très attention et d'être prudent.


© K Dictionaries Ltd.

klem (znw.)	tenon (m) ; tenailles (v) ; pincette (v) ; pince (v) ; crampon (m) ; clavette (v) ; cheville (v) ; agrafe (v)
de klem (v)	le collier de serrage
klem	dans l'embarras ; pôle ; trident ; tétanos ; sortie ; serrage de la pièce ; agrafe ; pince mouchette ; machoire ; foène ; éclisse ; dispositif d'alignement ; crochet ; cosse ; collier ; caleur ; bride de fixation ; borne(électrique) ; borne(de connexion) ; borne

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; cibg.be




NL: aandrang
NL: in de knel
NL: in de knoei
NL: klemhaak
NL: knel
NL: pen
NL: pin
NL: tang
NL: tetanus

NL: klem zitten FR: être coincé
NL: klem bijzetten aan FR: étayer
NL: met klem van redenen FR: par une argumentation serrée