I inzetten

werkw.

Uitspraak:	[ˈɪnzɛtə(n)]
Verbuigingen:	zette in (verl.tijd ) heeft ingezet (volt.deelw.)

1) iets ergens in plaatsen - poser

een nieuwe ruit laten inzetten - faire poser une nouvelle vitre

2) (iemand) inschakelen (bij iets) - engager

in het hoogseizoen extra personeel inzetten - pendant la saison louer les services de travailleurs supplémentaires

3) beginnen - commencer

De winter zet in. - L'hiver commence. De politie zette de achtervolging in. - La police a commencé la poursuite.

4) meespelen voor een bepaald bedrag in bepaalde (gok)spelen - miser

Heeft iedereen ingezet? - Tout le monde a déposé sa mise?

II zich inzetten

reflexief werkw.

Uitspraak:	[ˈɪnzɛtə(n)]
Verbuigingen:	zette zich in (verl.tijd ) heeft zich ingezet (volt.deelw.)

moeite doen (voor iets of iemand) - s'investir

Ik heb me erg ingezet om de vluchtelingen te helpen. - je me suis investi beaucoup dans l'aide aux réfugiés.

[ˈɪnzɛtə(n)]
[vvt: heeft ingezet]

1 iets ergens in plaatsen - poser

  `een nieuwe ruit laten inzetten`
  faire poser une nouvelle vitre



2 ( charteren) (iemand) inschakelen (bij iets) - engager

  `in het hoogseizoen extra personeel inzetten`
  pendant la saison louer les services de travailleurs supplémentaires



3 beginnen, of beginnen met (iets) - commencer

  `De winter zet in.`
  L'hiver commence.

  `De politie zette de achtervolging in.`
  La police a commencé la poursuite.



4 meespelen voor een bepaald bedrag in bepaalde (gok)spelen - miser


© K Dictionaries Ltd.

inzetten (ww.)	démarrer (ww.) ; se mettre en mouvement (ww.) ; se mettre en marche (ww.) ; s'engager (ww.) ; s'activer (ww.) ; perdre (ww.) ; parier (ww.) ; mobiliser (ww.) ; miser (ww.) ; faire son jeu (ww.) ; engager son argent (ww.) ; commencer (ww.)
het inzetten	mise (v) ; enjeu (m) ; début (m) ; commencement (m)
inzetten	déployer ; sertissage ; mettre en Å“uvre ; implémenter ; encastage

Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanbrengen
NL: aanheffen
NL: beginnen
NL: bieden
NL: geld inzetten
NL: inleggen
NL: intreden
NL: inzet tonen
NL: je best doen
NL: op gang komen

NL: het seizoen zet goed in FR: la saison s'annonce bien