Vertalingen feesten NL>FR
| feesten (ww.) | célébrer (ww.) ; faire la fête (ww.) ; festoyer (ww.) ; fêter (ww.) |
| het feesten | festivités (m) ; fêtes (v) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `feesten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: celebrerenNL: feestvierenNL: fêterenNL: fuivenNL: uitspattenNL: vieren