Vertalingen deur NL>FR
[dør] [mv: deuren]1 plaat die een opening kan afsluiten - porte
[pɔʀt] (la ~(v))
`kamerdeur`
porte d'intérieur
`kastdeur`
porte d'armoire
`garagedeur`
porte de garage
`huisdeur`
porte d'entrée
de deuren sluiten
(= (van een bedrijf) dichtgaan, ermee stoppen) - fermer ses portes / mettre la clé sous la porte
`Na zeven jaar moet het restaurant de deuren sluiten.`
Après sept ans d'activité le restaurant doit fermer ses portes.
achter gesloten deuren
(= met alleen de betrokkenen erbij; zonder publiek) - à huis clos
`een rechtszaak achter gesloten deuren`
un procès à huis clos
`een vertrouwelijk agendapunt achter gesloten deuren behandelen`
discuter à huis clos d'un point confidentiel de l'ordre du jour
dat doet de deur dicht
(= dat is zo erg dat het zo niet langer kan) - c'est le bouquet / le pompon
`Onze vriendschap is voorbij. Dat hij mij bedroog deed voor mij de deur dicht.`
C'en est fini de notre amitié. Pour moi, le fait qu'il m'a trompé c'était le coup de grâce.
met de deur in huis vallen
(= direct zeggen wat je wilt zeggen) - ne pas tourner autour du pot
`Ik val maar meteen met de deur in huis: ons project is mislukt.`
Je ne vais pas tourner autour du pot, notre projet est un echec.
bij iemand de deur platlopen
(= erg vaak bij iemand op bezoek gaan) - être fourré tout le temps chez quelqu'un
`Nou komt ze alweer! Ze loopt bij mij de deur plat.`
La voilà de nouveau! Elle est tout le temps fourrée ici!
niet door één deur kunnen
(= niet goed met elkaar omgaan) - ne pas pouvoir se sentir
`Wij hebben nu al zo vaak ruzie. We kunnen niet meer door één deur.`
Nous nous sommes disputés si souvent. On ne peut plus se sentir.
2 huis; gebouw - lieux
[ljø] (le ~(m))
`De post moet vandaag de deur nog uit.`
Le courrier doit partir encore aujourd'hui.
buiten de deur eten
(= buitenshuis in een restaurant eten) - dîner en ville / manger au restaurant
de deur uit zijn
(= niet meer bij je ouders wonen) - ne plus habiter chez ses parents
`De kinderen zijn al jaren de deur uit.`
Les enfants ont leurs chez-eux depuis des années déjà.
de deur niet uitkomen
(= niet buiten komen; niet weggaan) - ne pas mettre le nez dehors
`Ik heb het zo druk. Ik kom de deur niet uit.`
Je suis tellement occupé. Je ne mets pas le nez dehors.
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de deur (v) | huis (m) |
de deur | accès (m) ; entrée (v) ; porte (v) ; la portière |
deur | porte ; vanne |
Bronnen: Wikipedia; interglot; cibg.be; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `deur`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: hekNL: poortNL: uitgangUitdrukkingen en gezegdes
NL: glazen
deur
FR: porte vitréeNL: de
deur achter iemand dichtdoen
FR: fermer la porte sur quelqu'unNL: doe de
deur achter je toe
FR: ramène la porte sur toiNL: dat doet de
deur toe
FR: c'est le bouquetNL: met gesloten
deuren
FR: à huis closNL: derde (of vijfde)
deur van auto
FR: hayon (le) arrièreNL: langs de
deuren gaan
FR: faire du porte-à -porte