bezig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈbezəx]

ergens aan werkend - occupé/-ée

Ik was juist bezig de zaak af te ronden. - J'étais justement occupé à finaliser le dossier. bezig zijn met een nieuw boek - travailler sur un nouveau livre

een bezige bij (=iemand die het heel druk heeft) - une fourmi

© K Dictionaries Ltd.

bezig

actif ; active ; activement ; affairé ; agissant ; animé ; diligemment ; diligent ; laborieuse ; laborieusement ; laborieux ; labourieusement ; occupé ; travaillant ; travailleur

Bron: interglot




NL: aan de gang
NL: actief
NL: arbeidend
NL: arbeidzaam
NL: bedrijvig
NL: doende
NL: druk
NL: ijverig
NL: nijver
NL: werkend

NL: bezig zijn met FR: être occupé à , être en train de
NL: hij is druk bezig FR: il est fort occupé
NL: nu ik toch daarmee bezig ben FR: pendant que j'y suis