bezig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈbezəx]

ergens aan werkend - busy, occupied

Ik was juist bezig de zaak af te ronden. - I was just busy finishing up. bezig zijn met een nieuw boek - be busy with a new book

een bezige bij (=iemand die het heel druk heeft) - busy bee

© K Dictionaries Ltd.

bezig

active ; actively ; at work ; busily ; busy ; hard-working ; humming ; industrious ; industriously ; laborious ; operative ; pending ; working ; at it

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; KDE opensourcesoftware; Wikipedia




NL: aan de gang
NL: actief
NL: arbeidend
NL: arbeidzaam
NL: bedrijvig
NL: doende
NL: druk
NL: ijverig
NL: nijver
NL: werkend

Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt. In UK-Engels gebruikt men `engaged (of a phone)` In US-Engels gebruikt men `busy`

NL: bezig zijn aan iets EN: be at work on s.th.
NL: nu ik er toch mee bezig ben EN: while I am about it
NL: hij was druk bezig met schrijven EN: he was busy writing