Vertaal
Naar andere talen: • week > DEweek > ENweek > FR
Vertalingen week NL>ES

I week

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [wek]
Verbuigingen:  weken (meerv.)

periode van zeven dagen - semana (la ~)
Volgende week ben ik er niet. - La semana que viene no estoy.
Over een week ben ik jarig. - Dentro de una semana es mi cumpleaños.
vorige/afgelopen week - la semana pasada
Het duurt weken voor het klaar is. - Tardará semanas hasta que esté listo.
uitdrukking door de week


II week

bijv.naamw.
Uitspraak:  [wek]

1) zacht, slap of mals - blando/-da
De hersenen zijn niet meer dan een weke massa. - El cerebro no es más que una masa blanda.
weekdier - molusco

2) gevoelig, ontroerd, vol medelijden enz. - sensible
Hij pakte mijn hand, ik werd helemaal week vanbinnen. - Me cogió de la mano, me puse todo sensible por dentro.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
de week (v) la semana (v)
week horrendo ; grave ; horrible ; horroroso ; lamentable ; lastimero ; malo ; mollicio ; radical ; sudoroso ; terrible ; terriblemente ; transpirado ; tremendamente ; tremendo ; triste ; flojo ; extremo ; excesivo ; espantoso ; escalofriante ; enormemente ; enorme ; duro ; deplorable ; de puta madre ; crudo ; blando ; bárbaro ; atroz ; áspero ; fláccido
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `week`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: drassig
NL: futloos
NL: klef
NL: kletsnat
NL: sentimenteel
NL: zwak