Vertalingen tellen NL>ES
tellen
werkw.
Uitspraak: | [ˈtɛlə(n)] |
Verbuigingen: | telde (verl.tijd ) heeft geteld (volt.deelw.) |
1) getallen in een oplopende volgorde opnoemen (1, 2, 3, 4, 5 enz.) -
contar Ik tel tot drie en dan moet je stoppen. - Cuento hasta tres y luego tienes que detenerte. op je vingers tellen - contar con los dedos |
nog niet tot tien kunnen tellen (=erg onnozel zijn) - ni poder contar hasta diez
|
op je tellen passen (=er goed op letten dat je geen fouten maakt) - andar con los pies de plomo
|
2) het aantal van iets bepalen -
contar vijf erbij tellen - sumar cinco más |
Ik tel acht schapen. (=ik zie dat er acht schapen zijn) - Yo cuento ocho ovejas.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
tellen (ww.) | contar (ww.) |
het tellen | la cuenta (v) ; la numeración (v) |
tellen | empadronar ; enumerar |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `tellen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bedragenNL: berekenenNL: calculerenNL: gelden alsNL: laten geldenNL: opsommenNL: rekenenNL: tNL: telNL: uitrekenen