Vertalingen kunnen NL>ES
kunnen
werkw.
Uitspraak: | [ˈkʏnə(n)] |
Verbuigingen: | kon (verl.tijd ) heeft gekund (volt.deelw.) |
1) weten hoe je iets moet doen -
saber kunnen voetballen - saber jugar al fútbol |
2) mogelijk zijn -
poder Het kan gaan regenen. - Puede que llueva mañana. Kan ik morgen komen? Ja, dat kan. - ¿Puedo ir mañana? Sí, se puede. |
3) toegestaan zijn -
poder Je kunt niet in je vuile kleren op bezoek gaan. - No puedes ir de visita en tu ropa sucia. |
4) deel van de uitdrukking: -
ervan op aan kunnen dat... (=er zeker van kunnen zijn dat...) - contar con
Kan ik ervan op aan dat je me komt helpen? - ¿Puedo contar con que vengas a ayudarme?
|
5) deel van de uitdrukking: -
niet kunnen tegen (=(iets) niet kunnen verdragen) - no soportar
Ik kan niet tegen die harde muziek. - No soporto esa música fuerte.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kunnen (ww.) | poder (ww.) ; saber (ww.) ; ser capaz (ww.) |
Bronnen: Wikipedia; interglot
Voorbeeldzinnen met `kunnen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: beheersenNL: bestaanNL: bij machte zijnNL: gaanNL: mogenNL: opgaanNL: vermogen