Vertalingen knabbelen NL>ES
knabbelen
werkw.
Uitspraak: | [ˈknɑbələ(n)] |
Verbuigingen: | knabbelde (verl.tijd ) heeft geknabbeld (volt.deelw.) |
met kleine hapjes eten -
mordisquear knabbelen aan een stuk chocola - mordisquear una tabla de chocolate knabbelen op een nootje - mordisquear nueces |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
knabbelen (ww.) | comer saboreando lentamente (ww.) ; mordisquear (ww.) ; roer (ww.) ; ronchar (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `knabbelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: kauwenNL: peuzelenNL: smikkelen