Vertalingen jongen NL>ES
I de jongen
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [ˈjɔŋə(n)] |
Verbuigingen: | jongens (meerv.) |
1) kind van het mannelijk geslacht -
chico (el ~) In de klas zitten 10 jongens en 15 meisjes. - En la clase hay 10 chicos y 15 chicas. |
2) deel van de uitdrukking: -
snelle jongen (=moderne man) - tipo listo
|
3) deel van de uitdrukking: -
zware jongen (=crimineel) - tipo criminal
|
II jongen
werkw.
Uitspraak: | [ˈjɔŋə(n)] |
Verbuigingen: | jongde (verl.tijd ) heeft gejongd (volt.deelw.) |
(van dieren) nageslacht krijgen -
parir © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
jongen (ww.) | chico (ww.) ; parir (ww.) ; traer al mundo (ww.) |
het jongen | el golfillo (m) |
de jongen | el niño |
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen
Voorbeeldzinnen met `jongen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: baasNL: binkNL: gozerNL: jochNL: kindNL: kwajongenNL: rakkerNL: ter wereld brengenNL: welpNL: werpen